Vakantiegevoel aan het strand van Nha Trang

We hebben om 's ochtends zeven uur de bus naar Nha Trang, het is een beetje onduidelijk hoe lang de bus erover doet, de verhalen varieeren van tussen de 3,5 tot 7 uur. We gaan maar uit van het laatste, en zorgen voor een kussen om te slapen op de bus en dan kan alles alleen maar meevallen. We worden opgehaald door een een minibusje die overvol zit, gelukkig horen we van de andere mensen op de bus dat dit gelukkig niet de bus is waar we helemaal mee naar Nha Trang gaan rijden, ach je weet maar nooit hier. We worden afgezet bij een grotere touringcar en vertrekken uiteindelijk om kwart voor acht.

De weg is ontzettend slecht en slingert door de bergen, eigenlijk kan je maar beter niet uit het raam kijken en erop vertrouwen dat de chauffeur dit al tientallen keren gedaan heeft. Maar het uitzicht is prachtig. We stoppen onderweg bij een wegrestaurant voor lunch en komen om een uur of twee in Nha Trang aan. We willen dit keer graag verblijven in onze eerste keus uit guesthouses, dus snellen de bus uit voor alle toeristen uit. Jammer genoeg zit het guesthouse al vol wat betreft de goedkope kamers, maar als we een nacht in een dure kamer slapen en de volgende ochtend wisselen kunnen we blijven. Erg fijn, het guesthouse staat bekend om zijn fantastische ontbijten, moderne schonen kamers en de vriendelijke familie die het runt en Engels spreekt! Dat is voor het eerst in Vietnam.

Onze kamer moet nog schoongemaakt worden dus gaan we lekker een ijsje eten bij een Italiaanse ijssalon aan de overkant. Nha Trang is erg toeristisch en heeft daarom naast Hanoi en Saigon de meeste westerse restaurants van Vietnam. Dus Mer heeft er al helemaal zin in, even een pauze van alle noodles. We hebben voor onze reis van veel mensen gehoord over het heerlijke Vietnamese eten, maar er nog weinig van ontdekt. De meeste menu's in restaurants zijn erg eenzijdig, noodles of rijst met vis, inktvis en af en toe koe of kip. Maar het is altijd maar de vraag wat je precies krijgt en vaak zit je op botjes te kauwen of vlees dat leer lijkt. Alleen het nationale gerecht Pho, noodlesoep, is altijd een veilige keuze, varierend van ok tot smakelijk. De beroemde loempia's hebben we helaas ook nog weinig kunnen proeven, die staan zelden op de kaart.


Het strand is prachtig, bijna helemaal verlaten en de golven zijn erg hoog en breken vlak voor de kust, erg leuk om in te zwemmen. We gaan samen de zee in en Mer vraagt zich al af waarvoor er helemaal geen vrouwen in het water zijn, dat wordt gauw duidelijk. De golven zijn zo sterk dat je helemaal mee gezogen wordt naar de bodem en al gauw komt ze een keer boven zonder bikini topje! Gelukkig biedt Michiel de helpende hand, maar er zijn dus weinig vrouwen die tegen de sterke stroming in zwemmen. We hebben niet veel budget over dus gaan 's avonds in een Vietnamees restaurant eten om geld te besparen, maar wat een domper, het eten is niet vers en slecht. Het is een van de slechtste maaltijden tot nu aan toe.

De volgende dag huren we een motor en gaan een stuk rijden langs de kust op weg naar een natuurlijke baai. Onderweg stopppen we in Nha Trang bij een oceanisch museun waar ze een aantal succesvolle fokprogramma's hebben om tropische vissen te fokken. Ze hebben grote aquaria met allerlei tropische vissen, haaien, schildpadden etc. Er is ook een gebouw met 60.000 soorten vis, schelpdieren en koraal op sterk water en uitleg (in het Vietnamees) over tsunami's en de manieren waarop Vietnamese vissers vissen.

Rond de baai moeten nog veel oude militaire tanks uit het strandzand steken, maar die kunnen we niet vinden. Jammer, dat had waarschijnlijk voor mooie plaatjes gezorgd. Mer rijd ons terug naar het stadje, waar voor de kust een soort Hollywood-achtig eiland ligt (de naam Vinpearl is in gigantische witte letters op een berg te zien) waar een kabelbaan naar toe gaat over het water. We bedenken dat het waarschijnlijk wel leuk is om erheen te gaan om te lunchen en rond te kijken, maar eenmaal aangekomen bij het loket schrikken we ons dood van de prijzen. En blijkt het dat gehele eiland van een eigenaar is en je dus niet kunt kiezen in restaurants, sterker nog - je moet hier al afrekenen voor een menu. Dit is niet wat we willen dus gaan we ergens in de stad lunchen.

's-Middags besluiten we naar een natuurlijk modderkuuroord te gaan. We slingeren over een onverhard weggetje langs de rivier weg van de stad, en staan stom verbaasd als we aankomen op een gigantisch parkeerterrein. Het kuuroord is modern, en doet niet onder voor een kuuroord dat je in Nederland vind. We krijgen handdoeken en worden tegen een helling aan in een houten bad geplaatst dat gevult wordt met warme modder. Terwijl we uitkijken over de rivier en de in mist gehulde bergen aan de overkant van de rivier badderen we in modder die rijk is aan mineralen. Na het modderavontuur, krijgen we een heet mineraal bad van water en uiteindelijk mogen we rondzwemmen in het warme en koude zwembad. Heerlijk, we gaan helemaal rozig weer richting de stad.
En besluiten vanavond goed te gaan eten en gaan naar een Italiaans restaurant voor een heerlijke ovenpizza, hmmmm, wat kan Westers eten heerlijk proeven na zoveel weken rijst en noodles. Danielle is vandaag jarig, dus we chatten met Wendy om af te spreken wanneer de familie bij elkaar zit en we als verassing kunnen bellen. En spreken een back-up plan af als ons simkaartje weer eens niet werkt. Daarna wachten totdat het tijdsverschil klopt, het is namelijk 6 uur later bij ons. Gelukkig werkt het en kunnen we Danielle verrassen en een fijne verjaardag wensen.

We willen nog een aantal dingen in de stad zien, dus huren de motor nog een dag. Er is een prachtige pagoda met een gigantische grote witte buddah die uitkijkt over de stad. Eenmaal daar aangekomen proberen verkopers bij de pagoda ons af te zetten. Door heel Vietnam betaal je 2000 dong (ongeveer 8 cent) om je motor te parkeren en dan wordt deze bewaakt. Hier vragen ze 40 cent, en ze willen ze ons wijsmaken dat dat inclusief de toegang tot de tempel is. We hebben nog nergens in Vietnam toegang hoeven betalen voor een tempel, die zijn altijd gratis. Michiel vraagt zijn geld terug en rijd de motor, onder luid protest van de parkeerwachter en alle verkoopsters, naar een parkeerplaats aan de overkant van de weg waar je de normale prijs betaald. Later lezen we in een reisgids dat hier gewaarschuwd wordt voor het afzetten van toeristen, bedelen en zakkenrollers. Het gaat maar om 32 cent, maar we zijn er mooi niet ingestonken.


De pagoda is rustig en beeldschoon, we lopen de 152 treden op een steile trap naar boven naar de levensgrote liggende buddha en boven op de berg staat de gigantische witte buddha, waar ook nog een altaar is gemaakt in de sokkel. De sokkel wordt van buiten omringd door portretten van 6 monniken die als protest tegen het bewind in 1962 zichzelf in de brand hebben gestoken en aan hun verwondingen zijn overleden. Na de pagoda gaan we naar Cham towers, de Cham zijn een bevolkingsgroep die ooit erg welvarend waren en een aantal typerende tempels heeft gebouwd. De tempels zijn vrij klein van binnen, maar worden nog steeds actief gebruikt door de Cham mensen, of wat er van hen over is. Want er is door de tijd heen veel van hun bevolkingsgroep uitgemoord.


We gaan nog naar een baai die extreem mooi schijnt te zijn, maar die is niet veel mooier dan waar we zelf verblijven. Dus gaan we terug naar ons guesthouse om ons om te kleden en naar ons 'eigen' strand te gaan.

We hebben de laatste dag in Nha Trang een snorkeltrip geboekt - we gaan niet duiken omdat we op Phu Quoc er al achter zijn gekomen dat er zo weinig van het zeeleven over is dat het het geld niet waard is. We zijn erg benieuwd wat we met snorkelen gaan zien. We worden door een minibusje opgehaald en naar de haven van Nha Trang gebracht. Daar liggen allerlei snorkel-schepen te wachten. Op onze boot gaan maximaal 20 mensen mee, op de andere boten die even groot zijn gaan er 50 mee. Hutje mutje op elkaar en met keiharde muziek varen ze de haven uit. Wij hebben gekozen voor een rustige trip waar je echt kan snorkelen.
We stoppen 1,5 uur later bij een eiland en een prachtig rif, ondanks dat het weer vrij slecht is en het hard waait springen we allemaal enthousiast het water in. Na een half uur zijn Michiel en ik nog de enige in het water, maar er is super veel te zien. We zien zelfs een baracuda en een aantal soorten vissen die we nog niet kennen. Als we uit het water gaan blijkt dat de hele boot al een hele tijd op ons aan het wachten is en we varen meteen weg naar een ander eiland waar we gaan lunchen. Na de lunch springen we weer in het water met een paar andere, maar die zijn net zo snel weer het water uit. Er is hier een stuk minder vis, maar we zien wel een groep van vier baracuda's en een aantal pipefish. Ook nu gaan we meteen weer weg als wij aan boord klouteren. We gaan naar nog een ander eiland, hier liggen alle feestboten, het is een gigantisch kabaal, iedereen op de boot wil naar een andere kant van het eiland waar het rustiger is, maar helaas mogen daar geen boten aanmeren. We krijgen Vietnamese koffie met fruit en wachten tot de feestboten weg zijn.


Het was een erg leuke dag en we hebben tien keer meer vis en vissoorten gezien dan bij het eerdere duiken. We hebben de avond ervoor buskaartjes via ons guesthouse gekocht voor de nachtbus naar Hoi An, een bus met een soort bedden. Na het snorkelen gaan we terug naar ons guesthouse om ons backpacks in te pakken, wat te eten en dan is de bus er al. We zijn een van de eerste op de bus, en hebben plaatsen helemaal achterin. Daar zijn vijf dunne bedden naast elkaarr. Het ligt ok, maar we kunnen niet recht op zitten, dus we blijven maar liggen. Aan de reactie van een hoop andere toeristen te merken hebben we niet de allerslechtste plaatsen, sommige mensen kunnen helemaal niet liggen. Het wordt een lange nacht met een snurkende Vietnamees, een andere man met een telefefoon die steeds afgaat en een ziek Koreaans meisje naast ons.

Bibberen in Dalat

De bus komt de volgende dag pas om 12.45 – tijd zat om uit te slapen, te zwemmen en in te pakken. Om 12.15 zijn we bijna klaar met inpakken en staat de bus voor de deur? We rennen en vliegen om alles af te krijgen, rekenen snel af en gaan de bus in.

Dit bleek volkomen nutteloos. De rit zou 3,5 tot 4 uur duren, maar na ruim anderhalf uur mensen ophalen, lunchen en doelloos rondrijden zijn we nog steeds ... in Mui Ne. De chauffeur is een portret en alles moet in zijn tempo. Om 7 uur komen we dan eindelijk aan in Dalat. Dalat is een klein stadje je in de bergen van het zuid-westen van Vietnam. Het schijnt de nummer 1 huwelijksreis bestemming te zijn voor Vietnamezen door de koelte en de pracchtige natuur, we zijn benieuwd.


We worden zoals we wel gewend zijn gedumpt bij een geweldig guesthouse, alleen zijn we daar niet van gediend. We lopen, vele touts ontwijkend, naar het guesthouse wat we in onze reisgids hebben uitgezocht. In onze haast de mensenmassa te ontvluchten lopen we verkeerd en lopen een lang en steil rondje. Het guesthouse waar we willen blijven blijkt vol maar ze verwijzen ons naar een andere, een honderd meter verderop. Daar hebben ze wel ruimte voor $18, veel te duur voor ons. Het is wel een echt hotel met wifi, warm water, grote bedden met echtew matrassen en inclusief ontbijt, maar we haken af. Dan blijkt er een korting mogelijk, en voor $16 gaan we akkoord. Te duur stiekem, maar na de kamer te hebben gezien (incl. bad) is het wel fijn om vor het eerst in een htel te slapen. 's-Avonds lopen we wat rond en eten heerlijk. Het is wel koud buiten, 21 graden Celcius, we lopen met lange kleding aan over straat. Dat is niks vergeleken met de lokalen die als michelin-mannetjes rondlopen, met winterjassen, sjaals, handschoenen, ijsmutsen etc.


Om kosten te besparen gaan we vandaag rondlopen ipv met een brommer. We kiezen een korte route uit omdat het behoorlijk steil kan zijn maar het blijkt heerlijk koel en we lopen in totaal zo'n 15 kilometer. Na een kerk, paleis en gesloten museum lopen we naar een bloemenpark. Die vinden we, en er blijkt een festival te zijn. Binnengekomen blijkt dat festival af te zijn gelopen en is er bijna niks meer te zien!

Na een late maar lekkere lunch lopen we, meerdere malen verdwalend, terug naar het guesthouse. Onderweg kopen we nog wat dragonfruit bij een winkeltje. In plaats van wisselgeld krijgen we meer fruit :) En de oudere eigenaresse stopt ons onder streng toeziend oog vol met mandarijnen.

We proberen 's avonds te eten bij een ander festival maar dat blijkt een soort huishoudbeurs. We eten in de buurt daarvan, in een restaurant langs het centrale meer. Het is weer koud en iedereen zit met winterjassen aan. In heel Vietnam krijg je in Vietnamese restaurants gratis groene ijsthee bij je maaltijd, maar hier krijgen we warme artisjokken thee waar deze regio om bekend staat. Klinkt gek, maar het is superlekker, een soort zachte, minder zoete, zoethout-thee met een lichte drop nasmaak. De spaghetti die we bestellen ter afwisseling van de rijst en noedels is hoogstens een muizenhapje, waarschijnlijk omdat we vleessaus gekozen hebben, het koeienvlees hier niet te betalen is en zelden geserveerd wordt.


Geld besparen is leuk, maar na gister nagenoeg de hele tijd te hebben gelopen gaan we toch maar op de brommer vandaag. We rijden naar het zuiden waar een waterval en stuwmeer met kabelbaan over het bos is. We zijn er erg snel maar als we willen parkeren blijkt er een portemonnee weg. Oh shit, we rijden snel terug naar het stuwmeer, en dan naar de stad. We vinden hem terug – in de berm waar we foto's gemaakt hebben! Wat een geluk...

Terug naar de waterval, waar een roetsjbaan/rollercoaster te vinden is. We worden wel een beetje erg moe van de toeristische mogelijkheden in Vietnam; het is of ondoenlijk zonder gids, of het is zo uitgemolken als het maar kan. Na een korte wandeling naar beneden is de waterval prachtig, maar de als beer verkleedde Vietnamees en de paarden wat minder.

We lopen naar boven en pakken de brommer naar de kabelbaan. Eerder hadden we al het stuwmeer gezien, maar de kabelbaan zou erg mooi moeten zijn. De dame die de tickets verkoopt verzekert ons dat we vanaf het eind van de kabelbaan door het bos terug kunnen lopen maar waarschuwt wel dat de kabelbaan 2 uur gesloten zal zijn als we aankomen. We gaan toch en willen terug gaan lopen zometeen.

Het uitzicht is prachtig en de rit bijna 2,5 kilometer. Maar, zoals te verwachten, is er geen weg terug. We zoeken naar sluiproutes maar vinden niks. We wachten maar tot-ie weer opengaat en zien vanuit de bak dat er echt geen weg is terug.


Met nog redelijk wat dag over rijden we naar een zomerpaleis van een voormalige koning (waar de niet-erfgenamen er beduidnd bekaaider vanaf kwamen) en een oud treinstation. Op de terugweg naar het guesthouse rijden we langs een supermarkt om een picknick voor de volgende dag te regelen.

We hopen vandaag wat minder achter de toeristenbussen aan te rijden en kiezen een hele andere richting. Onderweg zien we enkel wat Easy Riders, een groep Vietnamezen die toeristen op de motor achterop meenemen door het midden van Vietnam. Wij kiezen ervoor zelf te rijden en rijden via een slingerende weg door de bergen naar een 30 kilometer verderop gelegen stadje. Het verkeer is rustig en de brommer kan de bergen makkelijk hebben dus de rit verloopt goed. Na een uurtje rijden zien we flinke rookpluimen, en het lage gewas op de bergen staat in brand. Het geeft een heel eng gevoel, het zonlicht wordt grotendeels geblokkeerd door de rook en daarom is alles gehuld in heel raar licht. 's-Middags als we terug rijden zien we zelfs dat de hele vallei van Dalat in de rook staat. We moeten er doorheen rijden, de hitte van de brand is goed te voelen!

We stoppen onderweg een paar keer voor het uitzicht want het is prachtig. De valeien zijn bezaaid met kassen waar allerlei groente en fruit verbouwd wordt. En hogerop zijn de bergen dik begroeid met dennebomen. Nalatenschap van de Franse kolonisten die de bossen van thuis miste. Af en toe ruik je het hars en waan je jezelf bijna in de Alpen.


In het dorpje aangekomen zien we een zijde boerderij maar rijden nog even door, want we willen eerst picknicken bij een waterval. De waterval is moeilijk te vinden, niet gek want er blijkt helemaal geen wegaanduiding te zijn. We lopen met een rugzak vol eten naar beneden. Al is het het droge seizoen, deze waterval denderd over een breedte van ongeveer 20 meter naar beneden. Na heel wat geklauter vinden we een rustig plekje waar maar een paar toeristen zijn, en na en kwartier zijn we zelfs helemaal alleen. De andere bezoekers' chauffeurs willen ook eten en dus hebben we de waterval voor onszelf. We worden omringt door mist, vogels, enorme libellen en een fantastisch uitzicht.

Na een paar broodjes met meegenomen la vache qui rit, pindakaas en tonijn uit blik gaan we weer naar boven. Precies op tijd, de eerste toeristen klauteren alweer naar beneden. Wij rijden terug naar de zijde boerderij waar vrijwel niemand is. Leuk om te zien.

De bijbehorende winkel heeft alleen oubollige kleding en lelijke dassen te koop dus dat slaan we over. Marilyn rijdt ons vervolgens terug op de motor, en dat gaat steeds beter – zelfs schakelen zonder te kijken ;)

In Dalat terug aangekomen vinden we het nog vrij vroeg (ca 14h) en we besluiten door te rijden naar de andere kant van de stad waar nog een fraai bos/jungle en waterval moet zijn. Zoals elke keer kunnen we ook deze niet vinden ondanks redelijk duidelijke aanwijzingen, dus we rijden maar weer terug. Halverwege rijden we door een klein dorpje waar we een Cao Dai kerk zien, net zoals bij Saigon in de buurt. We rijden er naar toe, kijken wat rond en zien verderop een flinke boedhistische tempel. Na wat zijstraten te hebben geprobeerd vinden we de weg er naartoe.

De tempel is prachtig, met een 16 meter hoge boedha gemaakt uit chrysanten. De daar achterliggend toren mag beklommen worden, en na 6 trappen kijken we neer op de tempel, het dorpje en de omgeving. De tempel lopen we ook even binnen en is erg fraai. Moe, koud en voldaan rijden we terug naar Dalat en we kopen nog wat zakdoekjes voor een wederom snipverkouden Marilyn.


Morgen proberen we de bus te pakken naar Nha Trang, waar de warmte en de zee ons wacht. Dat hopen we tenminste want de weerberichten wisselen per dag.

Rode duinen in Mui Ne

Aangezien de drukte van Saigon (en het de godganse dag horen van 'Happy New Year' van Abba) behoorlijk vermoeiend is gaan we door naar Mui Ne, alhoewel de stad echt heel leuk was. De bus vertrekt zoals altijd vroeg in de ochtend, en we zijn ruim op tijd. Na 6 uur rijden komen we in Mui Ne aan, en zoals inmiddels wel gewend zijn moeten we een slaapplaats zoeken. We zijn echter niet de enige - de straat (ca. 10 km. langs het strand, ene kant guesthouses, andere restaurants) wemelt van de backpackers die een slaapplaats zoeken. We besluiten te gaan lopen en vragen her en der wat het mag kosten, maar alles is ver buiten budget (of te duur voor wat ze bieden) of vol. Uiteindelijk pakken we een taxi naar het eind van de straat naar een guesthouse uit onze reisgids. Ze hebben plek, voor $12 (2 boven budget), op het strand met slechts 1 buur. We zeggen meteen toe en sleuren onze backpacks naar binnen. We kleden ons snel om en springen de zee in, meters van het huisje af. Top!

De rest van de middag en avond hangen we wat op het strand en eten 's avonds bij een restaurant - met name Michiel's eten, een gebarbequede red snapper is heerlijk.

De volgende dag huren we meteen een brommer want het is veel te ver lopen over de strip langs het strand. We rijden naar het dorp Mui Ne zelf (het populaire strand ligt er vlak voor), en vragen ons af hoeveel vis de daar gelegen bootjes wel niet vangen en vervolgen onze weg naar de rode zandduinen waar Mui Ne bekend om staat.


We zien ze, en ook de hordes mensen aldaar en rijden door langs de kust. We hebben echter maar 1 liter benzine en de benzinemeter doet het niet. Better safe than sorry, dus keren we terug na een tiental kilometers. Bij de zandduinen is het rustiger en klimmen we naar boven. Het is toch wel erg mooi!
Na een waardeloze lunch (de gebarbequude kip blijkt meer uit botjes te bestaan dan vlees) zoeken we de Fairy Stream, een stroompje met prachtige zandduinen aan de ene kant en een groene oase aan de andere kant). We zoeken ons wezenloos maar vinden hem niet, en we besluiten morgen met aanwijzingen opnieuw te zoeken. Het helpt niet dat we nog geen Vietnamees hebben ontmoet die Engels spreekt. Zelfs gidsen, guesthouse of restaurant personeel dat zegt dat ze Engels spreken zijn niet te verstaan.

We besluiten de volgende dag eerst naar de berg Ta cu te rijden, waar een tempel met enorm buddha beeld staat met een kabelbaan als middel van transport. Eerst tanken, en dan rijden we de ca 30 kilometer naar de berg. Het verkeer in Vietnam is vreselijk vermoeiend. De verkeersborden kloppen niet (u heeft voorrang op de weg van links, en vervolgens komt het verkeer van rechts...), iedereen toetert continue, en men rijdt waar men wil (maar vooral niet in het baanvak of in de juiste richting), en je oet continue flinke putten in de weg ontwijken. Dit is in de meeste aziatische landen waar wij geweest zijn niet anders, maar het is hier zo mogelijk nog veel vermoeiender.
De laatste guesthouses laten we achter ons en we glibberen over de weg heen - ja hoor, een lekke band. Nummer 3 deze vakantie. Met wat moeite vinden we een motorshop en die haalt een flinke spijker uit de achterband.

We gaan weer op pad (rijden nu heel voorzichtig op de bewuste plek) en het gaat voorspoedig.
Bij een tankstation tanken we er nog 2 liter bij en na 3 kilometer zijn we er. Het is er verlaten en we besluiten eerst even te lunchen. Er is geen menu en de bediening kent geen engels - en dus bestellen we maar Pho Bo (noedelsoep met rund) want dat kunnen we in vloeiend Vietnamees uitspreken ;)
Het smaakt goed en we gaan naar binnen. De kabelbaan ziet er goed uit en we gaan naar boven (na ons kabelbaan-horror-fiasco op Langkawi, Maleisie, waren we bang dat dit ons niet zo bevallen). Het is een rustige rit en een prachtig uitzicht.


We klimmen het laatste stukje omhoog op de trap, en boven is het prachtig. Rustig, mooie beelden en stil.
De omgeving staat er om bekend om veel drragonfruit; grote roze vruchten te grote van een grapefruit, met een witte binnenkant van vruchtvlees dat naar een mix van kiwi en grapefruit smaakt. Op de terugweg kopen we bij een stalletje aan de kant van de weg twee vruchten. Het smaakt heerlijk, we schieten wat foto's en rijden terug naar Mui Ne.

Daar besluiten we dat het te laat is om de fairy stream nog te gaan zoeken en dat we ook daar niet nog een dag voor gaan blijven. We kopen buskaartjes naar de volgende bestemming (Dalat) en rijden terug naar het guesthouse.

Van bounty eiland Phu Quoc naar de wereldstad Saigon

Om zeven uur 's ochtends staan er twee motorchauffeurs op ons te wachten om ons naar de haven te brengen. Aan het eind van de pier stappen op hetzelfde moment als wij aankomen een Nederlands stel uit een taxi dat we al eerder gesproken hebben in ons resort. Het water is erg onrustig, dus kletsen we met hun totdat de boot weggaat over hun Azie-reizen en onze huidige reis. Ze zijn totaal niet te spreken over Vietnam en hebben vervelende ervaringen met de bevolking. Tot nu aan toe hebben we daar geen last van gehad, maar we zijn benieuwd naar de Vietnamezen op het vaste land.
We nemen voor de zekerheid maar wagenziektepillen, en twee en een half uur later stappen we fris en wel uit in de haven van de stad Rach Gia. Het is maar een kilometer lopen naar het busstation waar de bussen naar Ho Chi Minh City vertrekken, en we hebben geen zin in nieuwe onderhandelingen met taxi- en motorchauffeurs dus we gaan lekker lopen. Eenmaal aangekomen bij het busstation hebben we enorm geluk, er vertrekt een kwartier later een bus.

De zes uur durende rit gaat door de Mekongdelta, we rijden bijna de hele tijd langs de rivier. Erg leuk om te zien hoe iedereens leven hier om de Mekong draait. We gaan met de bus en al op een pont om de Mekong over te steken, Michiel en ik stappen uit om rond te kijken. Wij vinden de rivier een attractie, en voor de hele pond zijn wij de toeristische attractie. We zijn dan ook de enige westerlingen.

We komen 's avonds om kwart over zes aan in Ho Chi Minh City (de bevolking noemt de stad nog steeds Saigon) en nemen van het busstation een taxi naar het backpackersdistrict. Er staan hier geen motorchauffeurs te wachten dus een beetje pech dat we een dure taxi moeten nemen. Het is een gigantische wirwar van motors, fietsers, bussen en auto's, veel drukker dan Bangkok of Kuala Lumpur. Er wonen 10 miljoen mensen in Saigon, en 5 miljoen daarvan hebben een motor/brommer. In echt alle straten rijden de motors kris kras door elkaar en over de stoep, er lijken totaal geen verkeersregels te gelden. Iedereen toetert als of zijn/haar leven er vanaf hangt en oversteken als voetganger is een ware kunst. De rode en groen verkeerslichten zeggen weinig, als ze al op een kruispunt staan. Dus als je wil oversteken moet je het maar gewoon doen. Je balanceerd tussen honderden motortjes door, die links en rechts om je heen zwenken. De truc is gewoon over te steken en langzaam te lopen, dan hebben de chauffeurs tijd om uit te wijken en om je heen te rijden. Mer vind het maar niks en staat de eerste dag doodsangsten uit iedere keer als we moeten oversteken.

We hebben in onze reisgids al een straatje uitgezocht waar we willen overnachten, het is 10 minuten lopen van een drukkere straat met restaurantjes en reisbureau's en een half uurtje lopen van het centrum. We kijken onze ogen uit, allle huizen grenzen direct aan elkaar, en alle deuren staan wijd open. Je loopt dus zo langs de keuken en woonkamer van mensen, die er voor of in zitten te praten met de buren terwijl de helft van de huisraad gewoon op straat staat. Het guesthouse waar we willen verblijven zit vol, maar de buurvrouw heeft nog wel een kamer vrij. Helaas alleen met twee eenpersoonsbedden, dus we gaan naar de volgende buurvrouw. Daar is plaats, we hebben een brandschone kamer met tweepersoonsbed, gratis snel internet, warm water en een tv voor maar $9 per nacht. En het belangrijkste van alles het straatje is superrustig waardoor we heerlijk kunnen slapen 's nachts.

De eerste dag in Saigon gaan we naar het paleis van de president, het postkantoor, een grote cathedraal en dan lunchen we in een Vietnamees restaurant. Het is en beetje overweldigend op het menu staan allerlei diersoorten, maagwand van een schaap, geit, zeeslakken, schildpad, zalmkop, slang, zeester, kikker, slangenhoofd etc. Jak, dan heb je ineens iets minder trek in eten, we houden het bij een bord gebakken rijst en het beroemde Pho (een kom rijstnoedels in bouillon met kruiden en tauge.

Na de lunch gaan we naar de bank om travelerchecks in te wisselen en naar het beroemde oorlogsmuseum van Saigon. Vooral het laatste is erg indrukwekkend, er zijn verhalen, foto's, maquetes van alle verschrikkingen die de Amerikanen de Vietnameze bevolking heeft aangedaan. Wat hebben de Amerikanen hier de beest uitgehangen, het is echt verschrikkelijk om te zien hoeveel lol de soldaten hadden in het uitmoorden van de bevolking. Hun gruwelijke martelpraktijken doen je afvragen of de Amerikanen ooit iets leren van de oorlogen die ze voeren in zoveel landen. Het is toch te bizar dat de wereld dit keer op keer toelaat, en sterker nog zoveel landen meehelpen. Er zijn tientallen foto's van de verminkingen die agent Orange (giftige stof die de Amerikanen gebruikt hebben om hele jungle gebieden te ontbladeren) bij de bevolking te weeg heeft gebracht, er zijn zelfs foetussen op sterk water, maar daar kijken we niet naar. Als we buiten staan zijn we helemaal stil.
'Avonds lopen we door de stad naar een restaurant en zien dat er overal podia worden opgezet voor oud en nieuw. Het moet een gigantisch feest gaan worden en we hebben er erg veel zin in nadat kerst zo in de soep gelopen is.

Op oudejaarsdag gaan we een aantal tempels ofwel pagoda's bezoeken, de laatste die we bezoeken staan in Chinatown. Erg leuk om hier doorheen te lopen en te kijken en ruiken, hier zitten o.a. de apotheken en alle ingredienten voor medicijnen worden hier verkocht. We zien winkels met honderden potten waar van alles inzit - van zoethout, zeesterren, spinnen, schorpoenen tot slangen, hoornen en delen van olifanten. We lopen de vier kilometer terug naar ons guesthouse en zijn helemaal uitgeteld als we daar aankomen. Dus gaan we even slapen voordat we de stad in gaan voor het grote nieuwjaarsfeest.

Het is nog drukker op straat dan de dag ervoor, er rijden overal duizenden brommers zowel op straat als op alle stoepen, dus het is nog moeilijker te navigeren. Tussen de hoofdstraten in het centrum zijn parken die vol staan met standjes met verkoopwaar. Heel Saigon is uitgelopen en we lopen zo samen met de mensenmassa langzaam richting het centrum. Daar aangekomen blijkt dat de hoofdstraten zijn afgesloten voor motors, fijn om gewoon te kunnen lopen zonder op te hoeven letten of je aangereden wordt. Er is een plein met een gigantische wereldbol met een podium er omheen. Alle straten die ernaartoe leiden staan vol met mensen, we kijken onze ogen uit, we hebben nog nooit zoveel mensen bij elkaar gezien. En overal tussen deze menssen verkopen straatverkopers suikerspinnen, knipperende lichtjes, worstjes, balonnen, gegrilde inktvis en drankjes.

Het laatste uur gaan we bij de wereldbol staan, daar is eerst een groots optreden van een Westerse dj met een blonde zangeres, we kennen ze niet, maar het Engels van het meisje heeft een sterk Nederlands accent. Vijf minuten voor twaalf uur begin iedereen als een gek te schreeuwen en dan komt er een Vietnamese dame het podium op. Ze zingt een lied en alle Vietnamezen zingen luidkeels mee, het is oorverdovend. Als ze klaar is is er nog een minuut te gaan en begint het aftellen op de wereldbol.

Filmpje!

Na het aftellen willen we uit de mensenmassa want we worden helemaal fijngedrukt. Maar dan gaat het niet goed, iedereen begint tegelijkertijd keihard te duwen en er worden allerlei mensen geplet. Gelukkig steken we een kop boven iedereen uit zodat we nog enigzins controle hebben en minder fijngedrukt worden dan sommige meisjes. Na een kwartier duwen en trekken vinden we een manier om naar de kant te komen en maken we onze meegenomen fles champagne open. Die is niet te drinken, nog nooit zoiets smerigs gedronken! Alle straten gaan weer open voor de motors en iedereen gaat richting huis, het is overal dringen om weg te komen en we kruipen zig zaggend tussen de motors door richting de straat waar we heen moeten. We bellen nog wat mensen met ons Vietnameze simkaart, want smsen lukt niet.
Eenmaal thuis gekomen zijn we helemaal op van alle indrukken en het lange lopen terug, we gaan gauw slapen want de volgende ochtend moeten we vroeg opstaan voor een excursie.

Na een paar uurtjes slapen gaat de wekker, we ontbijten bij een straatverkoper met broodjes en gaan dan richting de backpackersstraat. Daar staat een bus op ons te wachten voor een hele dag excursie. We gaan eerst naar de grootste Cao Dai tempel in de wereld. De religie Cao Dai is erg fascinerend - het is een mix van een aantal grote religies in de wereld; Taoisme, Islam, Buddisme, De tempel is enorm kleurrijk en biddende mensen zijn gekleed in verschillende kleuren gewaden. Elke kleur staat voor de focus op een van de religies.

In de bont gekleurde tempel zitten 200 mannen en vrouwen in nette rijtjes, boven op een tribune staat een klein orkest met een koor die de hele tempel voorzien van muziek. Langs de kanten van de tempel zijn lange veranda's waar tientallen toeristen opstaan om foto's te maken. Het is een beetje een raar gevoel om zo toe te kijken op deze mis met zoveel andere toeristen. Maar er zijn door de tempel heen Cao Dai aanhangers die de toeristen op vriendelijke wijze de weg wijzen. En ze lijken allemaal eerder trots op hun religie en dat er zoveel geinteresseerden zijn, dan dat ze het vervelend vinden dat er zoveel ongelovigen meekijken.Na de tempel lunchen bij een Vietnamees restaurant; in het restaurant staan motors en als je naar de wc wil moet je door het huis van de familie die het restaurant runt en ga je in hun badkamer.

En daarna gaan we onderweg naar de Chi Chu Tunnels. Een gebied een uur rijden van Saigon waar de Viet Cong tijdens de oorlog met de Amerikanen een gigantisch tunnel netwerk heeft gegraven van ongeveer 200 kilometer. De tunnels werden gebruikt om zich te verstoppen van de Amerikanen en ze te kunnen aanvallen als ze door de jungle trokken. Eenmaal daar aangekomen krijgen we eerst een propaganda video te zien van hoe het gebied was voordat de Amerikanen er binnen vielen. Er werd veel fruit geteeld, en het gebied woonden voornamelijk boeren. Het is bijna ongelovelijk om te zien wat deze mensen bezield heeft om zo hard voor hun huis en haard te vechten en met welke middelen. De Amerikanen hebben tonnen aan bommen laten vallen, de gigantische kraters van de bommen zijn overal in het tunnelpark te zien. De Viet Cong verzamelede de niet-ontplofte en resten van de bommen om er weer opnieuw wapens van te maken. Van mijnen tot allerlei boobytraps die ze in de tunnels plaatsten voor het geval er een Amerikaan klein genoeg was om binnen te dringen. De ingang van de tunnels waren makkelijk in de jungle te verstoppen, de opening was namelijk maar 30 bij 20 cm. Een van de parkwachters laat zien dat een Vietnamees er inderdaad feilloos in past, dat doet alleen een klein, dun Australisch meisje hem na.


Als we klaar zijn in het park blijft ons vooral bij wat een strijdlustige mensen Vietnamezen zijn. De Amerikanen hadden vliegtuigen, bommen, granaten, mijnen, geweren etc. en de Vietnamezen hebben geen seconde getwijfeld en zijn vol in de aanval gegaan met simpele wapens gemaakt van bamboo en gerecycled ijzer van de Amerikanen. Als je het zo hoort zou je ze geen kans hebben gegeven, maar de Amerikanen hebben de Viet Cong net zo onderschat.
Als we terug zijn in de stad gaan we wat eten en regelen we buskaartjes naar de volgende stad; Mui Ne. We zijn alle twee erg onder de indruk van Saigon, er hangt een fantastische sfeer in de stad. Een van handel in de tienduizende kantoren, winkeltjes, restaurants en eetstalletjes. En de stad heeft iets gezelligs, overal zie je families en buren met elkaar koffie drinken en kletsen. De verschillende sferen, van hyper moderne gebouwen tot in wierrook gehulde tempels. De drukte heeft ons de eerste dag overweldigd, maar dit is langzaam veranderd in een aangenaam druk thuis gevoel. We komen zeker ooit nog een keer terug om nog een keer een paar dagen deel uit te mogen maken van deze tien miljoen tellende grote Aziatische familie.

De grensovergang van Cambodia naar Vietnam

Om half tien stipt staan er twee motorschauffeurs voor het guesthouse. Een ding kan je in ieder geval van de Cambodianen zeggen: ze zijn op tijd. We rijden in zo'n anderhalf uur bij hun achterop naar de grens van Vietnam bij het dorpje Ha Tien. Bij het afstappen van de motor bij de grensovergang brandt Michiel zijn been aan de uitlaat van de motor.
Aan de Cambodiaanse kant is een douanier in opleiding redelijk in de war van alle stempels en checks die hij moet doen, maar we zijn er redelijk snel door. De motoren rijden ons naar de Vietnamese grens waar we van loket naar loket worden gestuurd, en na menig stempel, formulier en controle krijgen we van een douanier onze boottickets, die hij van onze motorchauffeurs heeft gehad. Misschien deel van de maffia? Ze waren wel heel erg teleurgesteld dat we onze vervolgreis al geregeld hadden. En weer op de motor voor het laatste stuk naar de haven. Onderweg pakt Michiel's chauffeur zomaar een helm van een willekeurige brommer, aangezien in Vietnam ook de bijrijder een helm op moet.

Bij de haven hebben we ruim de tijd, en Marilyn loopt naar een pinautomaat voor ons eerste Vietnamese geld, de Dong, en een apotheek voor Michiel's brandwond. Daar krijgt ze na hulp van het halve dorp voordat er iemand begrijpt wat ze bedoeld, een spuitbus met pijnstiller/reiniger/hydrathatie-schuim dat gelukkig gauw verlichting geeft. Michiel maakt ondertussen wat foto's bij de haven, waar boot na boot de visvangst van de dag afleverd.

Op Phu Quoc aangekomen staat er een groep schreeuwende mannen om een brommer-rit aan te bieden, maar we vinden het te duur dus lopen de pier af. Uiteindelijk hebben wij de langste adem en krijgen we de rit toch voor de prijs die wij willen. Marilyn's chauffeur blijkt aanzienlijk langzamer te rijden dan die van Michiel, dus binnen no time zijn we uit elkaars zicht. De motor-chauffeur prijst uiteraard al zijn diensten aan, en we rijden naar het langste strand om daar zelf een guesthouse te zoeken.
Het is de dag voor kerst, en alles zit helemaal vol. We mogen na drie guesthouses en veel telefoontjes ergens voor $10 achter de receptie slapen, maar dat gaat ons te ver. Na veel wikken en wegen, en nog meer telefoontjes, gaan we naar een heel ander strand in het zuiden van het eiland. Daar zit nog een guesthouse, en die heeft gelukkig wel plek. Het is wat duur, maar we moeten toch ergens slapen.We gaan akkoord en rijden erheen. Het blijkt een vies guesthouse en lijkt natuurlijk niet op het plaatje wat onze motorchauffeur heeft laten zien voordat we wegreden. De kamers zijn matig en zonder water, ook het licht in de vieze toilet en er is geen sleutel van de deur.

We ontvluchten het guesthouse zo spoedig mogelijk, en gaan naar een verderop gelegen restaurant. En wat blijkt, dat is het restaurant van het resort waar we dachten heen te gaan! Naast een kampvuur van de familie die eigenaar is van het resort, eten we een kerst-barbeque op kerstavond, en zijn blij dat we in ieder geval iets lekkers te eten hebben.

Na de maaltijd vragen we of ze kamers hebben; we hebben ze niet gezien, maar alles was beter dan het guesthouse waar we zitten. Dat blijkt de volgende dag wel zo te zijn dus we spreken af dat we 's ochtends terug komen.
We kunnen als kerstontbijt kiezen uit Pho (het nationale noodlesoepje van Vietnam) met garnalen of ei, waar zoveel koreander in zit dat het naar weinig smaakt. Echt balen we zijn speciaal naar dit toeristische eiland gekomen in de hoop kerst te kunnen vieren en dat valt nu een beetje in de noodlesoep. We lopen daarna naar het andere resort over het strand en jawel, er is ruimte. We bekijken het kort en spreken af rond 12 uur de kamer te betreden. We hebben een klein, open houten hutje met een dak van palmboombladeren. Het water en licht werkt, en er staat een simpel maar schoon bed in.
We ploffen neer op het strand, zwemmen wat en pakken onze tassen vluchtig in. De brommer die we gehuurd hebben komt goed van pas, en we rijden met 1 backpack en twee rugzakken samen via een zandweg achter het strand naar het andere guesthouse. Michiel rijdt meteen terug voor de andere backpack, en nadat hij ook aangekomen is gooien we de spullen op de veranda; de kamer wordt nog schoongemaakt.

Volgende stop: het strand. We zwemmen in de prachtige blauwe zee, en liggen in de zon op het witte zandstrand. Een rare kerst, maar we voelen ons al stukken meer op ons gemak. We gaan later in de middag naar Duong Dong, het 'grote' stadje van Phu Quoc voor een kerstdiner. Het is eerste kerstdag en we hebben genoeg geregeld en georganiseerd en verhuisd voor een kerstdag en zoeken, na een borrel bij een cafe, een Duits restaurant waar we hopen wat van de kerstsfeer mee te krijgen. Helaas lijkt dit niet meer te bestaan, want we kunnen het niet vinden en we zoeken ons wezenloos naar iets semi-westers met iets anders dan rijst op het menu met enig bezoek in het restaurant.

Na zo'n anderhalf uur vinden we een restaurant dat er leuk uitziet en gaan we zitten. Twee Vietnamese meisjes in kerst outfit zingen kerstliedjes (filmpje!) met een keyboard-mannetje ernaast die verkleed is als kerstman. Het klinkt niet maar het stoort ook niet, en het is beter dan de andere restaurants. En al het andere personeel is ook verkleed, dus er hangt een aardige kerstsfeer. Michiel bestelt vlees (uiteraard) en Marilyn waagt zich aan de schelpen. De bediening is een heel theaterstuk om naar te kijken. Blijkbaar hebben ze wel een rolverdeling (bestelling opnemen, borden brengen, borden halen) maar niemand weet wat er moet gebeuren. Borden met eten gaan onverrichterzake terug naar de keuken, mensen blijken weg te lopen en Marilyn's eten is er na een half uur nog niet.
Het niet-tegelijk-serveren zijn we wel enigzins gewend, maar dit duurt wel heel lang. Daarbij zochten we al een hele tijd naar een restaurant en heeft Marilyn wel behoorlijk honger. Na bij iemand erover gevraagd te hebben barst de chaos los en komen er diverse serveersters langs om te vragen wat er aan de hand is. Na nog een kwartier komt dan eindelijk haar eten, en gelukkig smaakt het goed. De eerste maaltijd bleek aan iemand anders gegeven te zijn.
We nemen nog een nagerecht, maar wel hetzelfde, het komt *bijna* tegelijk, maar de daarna bestelde koffie (die bleek koud met ijs) en black russian (die knettervol met ijs zat) was weer moeilijk.

Volgegeten en gedronken gaan we er vandoor, we moeten nog zo'n 3 kwartier terug rijden op een onverlichte weg. Vragend naar de richting wijst men ons via de zandweg, wat meer een keiweg is. Die richting (zo'n 2km korter, maar veel vervelender) willen we niet dus we wagen het erop de andere kant op. Bij het eerste de beste stoplicht lopen we echter al vast. Een vloeiend Engels sprekend Vietnamees meisje waarschuwt ons voor het gevaar van deze rit, maar er zit niks anders op. Ze wijst de weg en we rijden de eerste paar kilometer achter een andere motorrijder aan. Die gaat echter ergens anders heen dus de rest moeten we zelf zoeken. Met net genoeg benzine in de tank en geen ziel in zicht vinden we gelukkig in een keer de weg terug.
De honden van het resort heten ons hartelijk welkom met luid geblaf (excuses andere gasten) en we gaan heerlijk slapen. We proberen nog een paar kerst-smsjes te sturen met een Vietnamese simkaart, maar we hebben geen bereik.

Ontbijten, spullen pakken en we crossen het eiland weer over naar dezelfde stad. We zoeken een fish sauce fabriek, waar ze de bekende Vietnamese vissaus maken (gefermenteerde vis). We ruiken hem wel maar zien hem niet en lopen over een markt terug naar de brommer en rijden naar een andere fabriek. Die vinden we wel maar is weinig inspirerend.


Deze keer gaan we wel via de zandweg terug aangezien er een parelboerderij is langs die weg. We boeken eerst nog 2 duiken bij een duikshop voor de volgende dag en crossen via de zandweg naar het zuiden van het eiland. De eerste pearl farm heeft een mager aanbod tegen de hoofdprijs ($450 voor een ring), dus we rijden door en komen een ander tegen. Daar slagen we wel voor een kerstcadeautje voor Mer en willen daarna terugrijden naar het resort om nog even lekker te gaan zwemmen.
Uiteraard krijgen we in the middle of nowhere een lekke band. Het laatste huis is zeker 2 kilometer geleden en het volgende niet in zicht. We kruipen helemaal naar voren op het zadel om de lekke achterband niet verder te belasten en kruipen in de hitte over de zandweg. Met geluk vinden we na een paar minuten al een motorshop, en we rijden daar naar binnen.

De man des huizes is er niet, dus repareert de vrouw onze brommer. Heel apart om dat eens door een vrouw te zien gebeuren. Het is een straatarm gezin, het hutje waar ze in wonen is gemaakt van gevlochtend palmboombladeren met onder het dak een plastic zeil tegen de regen. Je kan vanaf het erf zo het huis in kijken tussen de takken door. De dochter van ca. 8 jaar heeft heel wat karakter en voert het ene na het andere toneelstukje op. Wij spreken geen Vietnamees, en zij niets anders dus de gesprekken gaan met handen en voeten. De moeder biedt ons thee aan gemaakt van regenwater, en verteld ons met handen en voeten hoe arm ze zijn. Het lijkt er zelfs op of ze ons vraagt voor haar dochter te zorgen omdat wij het zo goed hebben. Maar we proberen het als grapje weg te lachen, want moet je hierop nou antwoorden?
Een drie kwartier later gaan we weer op pad, iets voorzichtiger. Gelukkig hebben we deze route gisteravond niet genomen...

Bij het resort spoelen we het stof af in de zee en gaan vroeg slapen; om 5:40 gaat de wekker om te gaan duiken.

Aangezien we gisteravond alles ingepakt hebben zijn we snel klaar en rijden we om 6 uur weg. Het is bewolkt en na een paar minuten gaat het van spetteren over op een heuze moessonbui van niet minder dan een half uur. Volledig doorweekt (ook de schoenen na een 20cm diepe plas water *op* een brug) komen we toch nog te vroeg aan bij de duikshop. We schuilen en krijgen het knap koud. Michiel heeft het steenkoud en de zon breekt maar niet door. Na twee en een half uur varen komen we bij de eilanden aan waar we gaan duiken.

De duikshop heeft al gewaarschuwd dat het zich slecht kan zijn en het onderwaterleven zeker niet zo uitbundig als waar we eerder gedoken hebben, maar we wilden toch weer gaan duiken. De duikuitrusting is in uitstekende staat, en we duiken naast onszelf en de divemaster met 2 amerikanen. Zonder briefing gaan we het water in. Het zicht is inderdaad belabbert; onder de 10 meter hebben we het nog nooit gehad en dit is niet meer dan 7. Binnen enkele seconden is de rest niet meer te zien en moet je haast maken, of weer naar boven.

De duiken zijn leuk, maar zeker niet zo mooi als alle andere stekken die we gezien hebben. Vissen die we in overvloed zien op andere lokaties zijn hier uitzonderlijk, en we speuren vooral naar nudibranches (onderwater-slakken). We vinden er redelijk wat, sommige hebben we zelf nog niet eerder gezien. Tijdens de eerste safety stop (stop op 5 meter diepte van enkele minuten zodat je niet te snel in een keer naar boven gaat) raken we de rest kwijt en drijven behoorlijk af. De divemaster probeert ons dit duidelijk te maken, maar zijn signalen onderwater zijn evenmin begrijpelijk als zijn Engels boven water.

Na de terugvaart gaan we een ijsje eten en kopen wat lekkers om de dag af te sluiten. We rijden via de geasfalteerde weg relaxed terug en zwemmen nog wat.

We hebben de brommer niet meer nodig en bellen de eigenaar om hem op te komen halen, we spreken om half acht de volgende ochtend af. De volgende ochtend is de beste man er om kwart voor acht nog niet, en we bellen met onze Vietnamese sim-kaart. Na bijna een uur komt hij dan toch opdagen. We spenderen de rest van de dag relaxend op het strand.

Onze laatste dagen in romantisch Kampot

Na onze rondrit in het zuiden van Cambodia besluiten we de volgende dag helemaal niks te doen. De brommer is de vorige dag al ingeleverd en we slapen wat uit. Door het tijdverschil met Nederland en de duik-boot aan het begin worden we elke dag voor 7 uur wakker, dus om 8 of 9 uur wakker worden is al laat. Op zich komt het wel goed uit, want het dagelijkse leven begint hier rond half zes.
We eten wat bij het Epic Art Cafe (een cafe gerund door gehandicapte Cambodianen) en het smaakt goed; we nemen nog een brownie en een chocolate chip cookie mee die erg lekker blijken. We hangen de rest van de dag wat in de tuin van het guesthouse om via het tergend trage wifi (het lijkt erop dat het overal steeds trager wordt) iets uit te zoeken voor het indonesische visum dat we nodig hebben, aangezien we uiteraard het enige vliegveld in Indonesie hebben uitgezocht dat geen visa-on-arrival uitgeeft.

Die avond gaan we naar de rivier om daar aan de boulevard om wat te eten en te kijken naar de ondergaande zon.

De dag ervoor hebben we rondgeshopt voor de goedkoopste tickets voor een dag naar Bokor Hill Station; een oude, verlaten Franse dorp bovenop een berg die omringt wordt door een nationaal park met beren, tijgers, zwijnen, slangen etc.

Om half acht worden we opgehaald samen met ongeveer 15 andere westerlingen. Omdat ons guesthouse er een half uur over deed om een pannekoek te maken, we zitten uiteindelijk met pannekoekjes en al achterin een pickup-truck (nou ja, zitten...). Na een korte rit door het dorp gaan we een zandweg op en mogen we eruit, aangezien de weg onderbroken is en de pick-up truck niet verder kan. Hiervandaan is het een half uurtje lopen in de brandende zon naar de voet van de berg. Het daar gelegen ranger station geeft ons de kans wat uit te puffen voor we naar boven gaan. Er was voorspeld dat het op de berg (ca 1km hoog) knap fris kon zijn, wat op dit moment niet voor te stellen is. Met een rugzak en tweemaal 1 liter water in de hand beginnen we aan de klim.

Een fors gezet Israelisch meisje in onze groep is onbegrijpelijk traag en laat geen kans onbenut om onbeschoft te klagen en iedereen erop te wijzen dat het vooral niet haar schuld is dat de tocht 2x zo lang duurt. Iedereen legt zich er maar bij neer dat we door haar elke 10 minuten zo'n 5 minuten (of langer) moeten stoppen. Dit blijkt uiteindelijk vermoeiender dan stukken van 30-45 minuten te lopen, omdat je elke keer opnieuw op gang moet komen. Onderweg zien we geen enkel dier, wat niet heel gek is gezien de denderende groep van 17 man.
Na zo'n 4 uur komen we dan bovenaan. Althans, bijna - hiervandaan is er weer een 'weg' naar boven toe en kunnen we achterin een andere pickup vrachtwagen naar boven toe. Na een half uur wachten op je-weet-wel-wie kruipen we de pickup in, maar er zijn meer mensen en het is erg druk. We staan achter de cabine en houden ons vast aan het dak en vragen ons af of zitten niet fijner is.

Eerste stop: Black Palace. Een voormalig paleis van een Cambodiaanse koning. Voor diens doen is het knap klein, maar wat een uitzicht op het dorp Kampot eronder en de omgeving eromheen. Daarbij kwam hij hier vooral voor de concubines ;) We eten een bakje meegekregen rijst weg in het paleis en kruipen de pickup vrachtwagen weer in voor het laatste stuk naar het feitelijke Hill Station. Zitten in de pickup is een stuk minder comfortabel dan we dachten, de weg is onverhard en we zitten op de vloer van een ijzere bak die heftig heen en weer schut.

Bovenop aangekomen is het snikheet; we hebben extra shirts meegenomen omdat er kou voorspeld was, en we wilden zelfs windjacks meenemen maar daar staat ons hoofd totaal niet naar. We sjokken rond naar het voormalige casino, de verlaten kerk en de andere gebouwen.

Heel bizar om hier rond te lopen in deze vervallen gebouwen. Het Israelische meisje laat weer blijken hoe niet leuk ze het vindt, we mijden haar. Tijdens de lunch wilde ze ook de gekregen lunch niet eten, haar rugzak zat vol met snoep. We vragen ons af of je 6 uur een berg kan beklimmen op snoepgoed, maar goed.

Na ruim een uur hebben we alles gezien en we drinken een blikje cola weg - heerlijk zo'n blikje suiker.

De pickup truck rijdt nu in een keer door naar het eindpunt van onze klim naar boven, en na een uur zijn we allebei stuk. Blij dat we eruit mogen springen we eruit en na een paar minuten begint de afdaling. Er wordt afgesproken dat de groep met weinig pauzes naar beneden gaat omdat het donker begint te worden, en de achteraan lopende ranger (met een AK-47) zal het israelische meisje de weg wijzen. Ze blijkt echter van geen stoppen te weten op de terugweg, uiteindelijk blijkt dat ze de beste plek in de minivan wilde!
Onderweg stoppen we nogmaals bij het ranger station en geven we de daar rondlopende honden de restjes van de lunch. Oppassen, want ze rukken het uit je handen.

Behoorlijk moe komen we aan bij het guesthouse en lopen we wederom naar de rivierkant. We eten een misselijkmakende hoeveelheid spareribs bij een Engelse pub, de Britse eigenaar is getrouwd met een Cambodiaanse, en waggelen naar de kamer, moe maar voldaan.

De volgende dag regelen we de vervolg van onze reis. Het oorspronkelijke plan was om via de Mekong Vietnam binnen te varen, maar dat bleek onbetaalbaar, een paar honderd euro per persoon. We kiezen ervoor het vooralsnog over te slaan, ook met kerst voor de deur. We willen wel enigzins een kerstdiner hebben ergens, en in de Mekong zal dat neerkomen op rijstsoep.
We regelen een motor + bootrit naar Phu Quoc (een eiland bij Vietnam voor de deur) bij een reisbureautje want we hebben meerdere berichten gelezen dat mafia-praktijken bij onze grensovergang het onmogelijk maakt om daarna door te reizen. Ze bedreigen de lokale mensen en bus, zodat je geforceerd wordt achterop een motor met hun mee te rijden voor gigantische bedragen.

Cambodia heeft al onze verwachtingen overtroffen. We verwachte een land waar de armoede zo erg zou zijn dat we er ons niet op ons gemak zouden voelen. Maar we troffen een heel ander land. Een land dat overal geschiedenis uitademt. Een geschiedenis van grandeur, religie en macht, de geschiedenis van de Angkor volk. En een tweede geschiedenis, een van verdriet, onderdrukking en vernieling van het Cambodiaansen bestaand. We zijn onder de indruk van de schoonheid van de dorpjes en steden, de tempels.
En we zijn overwelmd door het doorzettingsvermogen, de vriendelijkheid en blijdschap die het Cambodiaanse volk uitstraald, je ziet dagelijks in iedereens ogen de viering van hun nog maar pas gewonnen vrijheid. En dit terwijl er nog zo'n ontzettend lange weg te gaan is voordat dit volk weer enigzins op hetzelfde niveau is als voor de Khmer Rouge aan de macht kwam, misschien duurt het nog wel tien, twintig of dertig jaar. Wie weet, maar we hebben ons erg welkom gevoeld, meer een bezoeker dan een toerist en willen zeker nog een keer terug komen om de Noord-oostelijke provincies te bezoeken waar we nu niet aan toegekomen zijn.

Het straatarme platteland van Zuid-Cambodia

De laatste dag in Phnom Penh gaan we naar de killing fields. De dag ervoor hebben we bewust geen foto's gemaakt, het was te gruwelijk. Bij het momument ter herdenking van alle mensen die onder leiding van de Khmer Rouge zijn gestorven maken we 1 foto.



We regelen 's middags twee nieuwe fotokaartjes voor de rest van onze reis, want alle kaartjes die we hebben zijn vol. De volgende ochtend worden we bij ons guesthouse opgehaald voor de bus naar Sihanoukville, een dorpje in het zuiden van Cambodia aan de zee. We hebben enorm veel zin in een paar dagen strand om alle indrukken van Cambodia te laten bezinken.
Mer heeft al twee dagen een stevige verkoudheid/griep, dus Michiel draagt alle tassen van de ene naar de andere bus, maar dan rijd de eerste bus erineens vandoor met nog een van de backpacks erin. Michiel rent door het drukke verkeer achter de bus aan de hoek om terwijl Marilyn de andere bus in de gaten houdt zodat die niet ook vertekt. Na vijf minuten komt Michiel verhit een andere hoek om lopen met een backpack. Het excuus van de chauffeur was als volgt: Oops, driver make booboo. Haha, achteraf kan je er om lachen, maar op het moment supreme niet, al onze kleding zat in die backpack!

Als we naar Sihanoukville rijden wordt het weer steeds slechter en als we uitstappen hoost het, we hebben gelukkig alle twee een regenhoes voor onze backpacks. En terwijl we die om de backpacks doen bieden zich er al twee moto's (motortjes met chauffeur die mensen betaald rond de stad rijden). Ondanks dat ze zeggen dat het guesthouse waar we heen willen dicht is (zo'n beetje de oudste truc in het boek om backpackers te overtuigen bij een bevriend guesthouse te blijven slapen zodat ze commissie opstrijken) zetten we door.
En wat blijkt, het is open, alleen de prijzen vermeld in de gids zijn laagseizoen prijzen, de kamers kosten nu $ 30. Bijna een dagbudget, dus we gaan verder en lopen langs het strand, bij het derde guesthouse vinden we een kleine schone kamer voor $ 10. Een beetje prijzig, maar we verwachten op het strand toch niet veel uit te geven.

We hebben helemaal zin in het strand, maar vanaf het eerste moment worden we lastig gevallen. Het strand is ontzettend smal en het water vol rotsen en vol afval. Over het strand van een paar kilometer lopen tientallen, we schatten zo'n 150 verkopers van zonnebrillen, manicure, pedicure, massages, kreeften en armbandjes. Je kan geen twee minuten in je boek kijken zonder dat iemand je probeert om te halen, zelfs als je slaapt (of doet alsof) maken ze je gewoon wakker. De volgende dag zitten we te lunchen, en als ongeveer de 50ste dame aan Mer's benen voelt omdat ze ze wil ontharen zijn we er klaar mee.
We besluiten zo snel mogelijk door te reizen want hier is niks ontspannends aan voor ons. Helaas hebben we nog wat te doen, we moeten in dit dorp bij het Vietnamese consulaat een visum halen. We willen namelijk vanuit Cambodia doorreizen naar Vietnam, en je kan bij de grens geen visum kopen. Het consulaat is al dicht, en we kunnen dus niet die middag weg en gaan dus maar naar het dorpscentrum voor het diner. We gaan bij een lokaal stalletje eten en terwijl we zitten te eten zien we een groepje straatkinderen. Een ervan houdt iedereen in de gaten. De eerste gedachte is, waar is mijn tas, maar dan zien we dat als mensen klaar zijn met eten hij naar hun tafel rent en restjes eten pakt, en slurpt die naar binnen alsof hij in een week niet gegeten heeft. Mer voelt zich zo schuldig dat we daar met twee volle borden rijstenpap met kip zitten dat als het jongetje ons bekijkt om te zien hoe ver we met eten zijn ze hem roept en haar bord aanbied. Dat laat hij zich geen twee keer vertellen. Hij komt bij ons aan tafel zitten en stort zich op de rijstepap. Binnen een mum van tijd is het bord leeg. Wat een bizarre ervaring, je kan je in Nederland geen kind voorstellen die zoveel honger heeft.

De volgende ochtend staan we vroeg op, om om acht uur de eerste te zijn bij het consultaat. Op de poort van het consulaat staat met koeieletters dat het om 8 uur opengaat, maar als we de openstaande poort willen inlopen komt er een boze wachter naar ons toe. Hij spreekt geen woord Engels, maar we begrijpen uiteindelijk dat we om 9 uur terug moeten komen. We ontbijten bij een vriendelijke Cambodiaanse vrouw en komen daarna terug, en vijf over negen en 80 dollar armer, staan we buiten met elk een Vietnamees visum.

Gelukkig gaat er een paar uur later een bus naar Kampot, een dorpje in het zuid-oosten van Cambodia. We gaan terug naar ons guesthouse om onze backpacks in te pakken en uit te checken, de bus zal om 13:30 gaan en we moeten een kwartier ervoor bij een andere guesthouse staan. Als we nog een keer de kaartjes vooor de bus checken zien we dat er op staat 'vertrek: 11:30' en niet half twee. We hebben nog vijf minuten om bij het guesthouse te komen en de rekening van ons eigen guesthouse te betalen. We schieten gauw op en komen net op tijd aan bij het andere guesthouse. Het zal wel weer het slechte Engels zijn geweest van de verkoper van de kaartjes, want we hebben nog gedubbelcheckt hoe laat de bus vertrok en hoe laat de bus zou aankomen en hebben toch echt alle twee vertek half twee en aankomst half vier gehoord.
Als we in de bus zitten rijden we vijf meter vooruit en dan staan we stil, er staat een grote vrachtwagen dwars op de weg. Door de regen van de nacht ervoor is het zandpad modder geworden en is de vrachtwagen vastgeraakt, we wachten een tijdje, maar dan gaan onze chauffeurs een weg vrij maken voor het busje om langs te rijden. Uiteindelijk gaat Michiel zelfs helpen en duwt samen met de chauffeurs en een aantal buurmannen de bus om de vrachtwagen heen uit de modder. Een uur later zijn we eindelijk op weg.

Aangekomen in Kampot gaan we meteen een motor huren voor die middag en de volgende dag.We rijden naar een Budistische tempel in een grot, daar aangekomen komt er eerst een klein jongetje, dan nog vier en een man naar ons toe. Twee ervan hebben een zaklamp en laten ons de weg zien naar de grot. We klimmen met hun hulp van de ene grot naar de andere, over en onder rotsblokken en door kleine tunnels. Sommige grotten hebben budda beelden, sommige vleermuizen, staglatieten of ... . In onze reisgids staat helemaal niks over al grotten, maar onze jonge gidsen vertellen honderuit en weten precies de weg in het donker. Ook hier heeft de Khmer Rouge een hoop vernield, maar er blijft nog genoeg moois over.
Wij hebben gelukkig onze stevige loopschoenen aan, de jongetjes Batman slippers en springen van de een naar de andere steen. En blijven maar roepen; 'Ma'am, sir watch your head', 'Ma'am, sir watch it, it's slippery'.
Na allerlei gangen en grotten staan we eindelijk weer buiten in een vallei boven op de rotsen. We hebben een prachtig uitzicht en gaan door naar de slapende boeddha aan de achterkant van de rotsen. Daar neemt de oudste gids een foto van ons, en zegt Marilyn dat we ook een foto van de hele groep moeten maken. Michiel zet de self-timer, iedereen is helemaal uitgelaten om op de foto te mogen en gaan er helemaal voor zitten.

Na de rotsen lopen we door het dorp terug naar waar de motor hebben laten staan. De jongens dollen met elkaar en iedereen onderweg begroet ons. Het is fantastisch. De mensen zijn zo vriendelijk, we voelen ons als welkome bezoekers van het dorp en geen toeristen. Een bijzondere ervaring. Onderweg terug naar Kampot komen we op de zandweg een man tegen die plakkerige dunne cake verkoopt op een schaal, we kopen een stukje om het uit te proberen. Het is kleefrijst met suiker en sesam, niet heel bijzonder maar leuk om te proberen. Marilyn vraagt hem of ze een foto van hem mag nemen. Hij is helemaal vereerd, maar zenuwachtig, hij doet speciaal zijn mondkapje af en maakt zijn haar netjes.

Terug in Kampot gaan we een biertje drinken aan de boulevard met uitzicht op een prachtige zonsondergang.

We hebben alle twee slecht geslapen, Marilyn is nog steeds goed ziek en heeft de hele nacht liggen hoesten, de avond ervoor konden we geen apotheek vinden die nog open was, dus dat is het eerste dat we nu doen. Antibiotica, Otrivin en een groot pak zakdoeken en we gaan op weg, we willen naar Kep, een dorpje aan zee. Het is er beroemd om zijn krab en er zijn prachtige oude vervallen Franse koloniale huizen. We zijn zo in Kep en rijden wat rond en nemen foto's, het gaat zo voorspoedig dat we besluiten door te rijden en het platteland wat beter te verkennen.

We komen onderweg de een na de andere sterk vermagerde koe en stier tegen. De mensen zijn hier straatarm en werken in de hitte op het land. Ze verbouwen vooral graan, en de koeien grazen onder de brandende zon, zonder schauduw, meestal vastgebonden met een stuk touw door hun neus in de leeggehaalde graanvelden. Voor zowel dier als mens is de hitte een plaag, het is voor niemand een vetpot, zowel de bevolking als de dieren krijgen net genoeg te eten om voort te bestaan. Een heel ander beeld dan in de steden.

Her en der stoppen we voor foto's en voor lunch stoppen we op een zondagsmarkt in een piepklein dorpje en kopen gortdroge kokosbroodjes en vers fruit; lychees en twee sinaasappels.

Een heerlijke vrije dag, veel gezien en mooie foto's kunnen maken. Op de terugweg eten we krab in Kep, we hebben alle twee geen idee hoe je zo'n ding moet openmaken, gelukkig komt de eigenaresse van het strandtentje ons helpen. Aan de verbaasde gezichten te zien als we weg gaan lag er nog veel eetbaars op ons bord (of was het een grote rotzooi die we ervan hadden gemaakt), maar wij hebben genoeg gehad.
Eenmaal terug gekomen bij ons guesthouse voelt Michiel zich ook niet lekker, hij heeft hevige buikpijn. De krab misschien?
De rest van de avond is dus rustig en ziekt Michiel een beetje uit.

Meer foto's:

Arm en rijk in Phonm Penh

'S avonds kopen we kaartjes voor een busrit naar Pom Penh en eten we bij Mer's favoriete Khmer eetstalletje waar ze heerlijke Khmer wokgerechten op tafel toveren voor slechts een dollar per bord. Als we terug komen bij ons hostel is er een feest in de bar waar we nog even naartoe gaan, maar we zijn heel moe en moeten de volgende dat om 05:30 op om de bus te halen dus willen we optijd naar bed. Het feest duurt helaas tot 5 uur 's ochtends dus we doen geen oog dicht. We komen gebroken bij de bus aan en slapen bijna de hele rit naar Phnom Penh, de hoofstad van Cambodia. Onderweg stoppen we een aantal keer bij wegrestaurants, meer stalletjes. Bij eentje verkoopt een jong meisje sprinkhanen, veel van onze medereizigers kopen een zakje. Zo 's ochtends vroeg kunnen we het niet opbrengen het te proeven, misschien een andere keer.

Phnom Penh is een stuk groter dan Siem Reap maar een erg overzichtelijke stad, als we uit de bus stappen staan we midden tussen de tuk tuk chauffeurs die ons van alle kanten belagen. Gelukkig hebben we al een guesthouse uitgekozen en in de bus gezien dat die vlak bij het afze punt van de busmaatschappij is dus we hebben geen tuk tuk nodig. We lopen welliswaar in de brandende zon want het is half een 's middags, maar we hebben binnen 10 minuten ons guesthouse geevonden. We slapen bij de familie Tat, die een guesthouse hebben van twee verdiepingen. We hebben een armoedige kamer achter de keuken met ramen waar, als je je hand eruit steekt, de buurvrouw kan begroeten. Maar we hebben wel warm water, en een klein tvtje met o.a. een Australisch kanaal. De hele familie Tat werkt in het guesthouse, alleen de tante spreekt genoeg Engels om zichzelf echt verstaanbaar te maken maar ze zijn allemaal even vriendelijk, inclusief de hond die zich bij iedere kans in onze kamer verstopt. Het guesthouse ligt ongeveer een half uurtje lopen van het centrum met het koninklijjk paleis, een boulevard en een museum.

Na de lunch gaan we te voet op pad, we lopen het centrum rond, en gaan op zoek naar de Indonesische ambassade voor een visum voor later op reis. Het adres dat de gids opgeeft voor de ambassade klopt niet meer, er doet een Cambodiaanse mevrouw open die geen idee heeft wat we willen. Via een internetcafe komen we erachter de ambassade verhuist is en na veel onderhandelen vinden we een tuk tuk die ons erheen wil brengen. Na een eeuwigheid zoeken vinden we het, maar realiseren ons dat het zondag is, en de ambassade dus dicht is. We gaan daarom terug naar het centrum, lopen langs de boulevard waar we een karretje zien met gebarbequede spinnen, slangen, sprinkhanen, torren etc. De sprinkhanen onderweg waren dus geen uitzondering.

Phnom Penh is heel anders dan Siem Reap, het is verschrikkelijk vies. Overal ruikt het naar urine en overal staan er ook mannen midden op straat te plassen. Er ligt overal vuilnis en we zien ratten zo groot als katten, weerzinwekkend. Je moet continue opletten waarje loopt, zeker op slippers. Het verschil tussen arm en rijk is overweldigend. Als het donker wordt spreiden allerlei zwervers op straat een kleedje uit waar ze, soms met baby, op gaan liggen te slapen. En er zijn ook overal straatkinderen die op sluwe wijze je van geld afhandig proberen te maken, we kopen niks. Er wordt overal gewaarschuwd dat je niks moet kopen van kinderen omdat dat geld alleen maar in de zak van een volwassenen terecht komt. En dat klopt, er komt een vies zielig jongetje met boeken naar ons toe, maar een minuut later ziet Michiel dat er buiten het restaurant een schone man op een brommer op hem staat te wachten. Misschien zijn vader, misschien erger. Het enig wat je eigenlijk kan doen is iets te eten geven.

Daarintegen rijden er honderden Lexuses door de stad, er lijkt weinig middenklasse, of je bent straatarm of je hebt genoeg geld om een dikke auto te betalen. De volgende dag gaan we vroeg naar de ambassade, we moeten een eeuwigheid op de ambassadeur wachten en dan blijkt dat hij geen visa aan westerlingen mag uitgeven, lekker, als ze ons dat de dag ervoor of zelfs vanochtend verteld hadden voor het wachten. We moeten dus op een andere manier een visum zien te krijgen of via een andere route het land binnen komen. We willen namelijk vliegen op Bandah Aceh, maar dat is het enige vliegveld op Sumatra waar je geen visum kan kopen als je aankomt, dat kiezen wij natuurlijk weer uit!

We willen na al het wachten wat toeristische atracties zien, helaas is het koninklijjk paleis tijdens de middag 3 uur dicht, dus gaan we naar het nationale museum. Een imposant gebouw met duizenden beelden uit Angkor en andere delen van Cambodia. Na lunch op de boulevard dan toch het koninklijjk paleis, een gigantisch complex met allemaal losse gebouwen met gouden daken en hordes toeristen. De koning woont op het terrein, dus je kunt slechts een deel zien, maar we zijn na een gebouw of tien moe van al het goud, zilver, edelstenen en budda beelden, precies genoeg dus.


We eten 's avonds lokaal Khmer bij een restaurent stalletje aan de weg, het menu is nog net in het Engels maar er staan maar 15 gerechten op en de meeste bestaan uit maagwand en ingewanden, dus we kiezen het duurste op het menu; sate van stukjes beef (dat hopen we tenminste) met salade en een baquette. Het is niet bijzonder, maar we zijn weer een ervaring rijker en tot nu aan toe hebben we overal heerlijk gegeten, dus gewoon een keer pech.

Voor de volgende dag staat het museum van Pol Pot op de planning, we hebben al besloten dat we 's middags iets leuks gaan doen om te zorgen dat het niet een hele donkere dag wordt. Het museum is ongelovelijk, het is een oude school die in het tijdperk van de Khmer Rouge tot gevangenis en martelruimte werd gebruikt. Er is niks aan het gebouw aangepast, in alle kamers zie je de oude bedden waarop de mensen elektrische schrokken kregen en er hangen zelfs foto's van de laatste 14 mensen die in verre staat van ontbinding op de bedden gevonden werden bij de bevrijding van Phonm Penh. Overal ligt op de grond nog bloed, je wordt er stil van. Als we in een van de kamers ademloos staan te kijken begint er achter het complex een groep monniken te bidden, de rillingen lopen over onze rug. Het is te bizar voor woorden wat er hier gebeurd is, en de school ligt midden in een wijk waar het leven gewoon weer doorgaat, en dat nog geen centimeter van de muren van het pand.
Iedereen kent de verhalen van de Khmer Rouge ongeveer, maar het is niet te begrijpen wat hier gebeurd is, in een periode van drie jaar en acht maanden heeft de Khmer Rouge een derde van de Cambodiaanse bevolking uitgemoord; de schattingen varieeren tussen de een en drie miljoen. Als je intellectueel was, een tweede taal sprak, of in een stad woonde was je verrader van de communisten en werd je naar een van de 'heropleidings scholen' gestuurd, gevangenissen waar zelden iemand levend uit kwam. Het meest weerzinwekkend is dat dit allemaal pas 30 jaar geleden heeft plaatsgevonden terwijl de rest van de wereld toekeek, hoe heeft dit toch kunnen gebeurden?
Dit is voor ons reden om met hele andere ogen naar Phnom Penh te kijken, op de foto's voor de macht van de Khmer Rouge zien we een modernere stad dan die er nu uit ziet, maar ja dat is niet zo gek. Binnen drie dagen heeft de Khmer de gehele hoofdstad ontruimt en dit heeft jaren helemaal leeg gestaan. Hoe kan de Khmer Rouge gedacht hebben dat ze werkte aan een beter Cambodia voor de bevolking? Deze partij was knettergek, maar zoals met vele idioten, slim genoeg om aan de macht te komen en daar jaren zoveel te verwoesten. Het is eigenlijk ongelovelijk wat er allemaal al veranderd is, hoe ver de Cambodianen uit dit diepe, diepe dal zijn geklommen. We kijken met nog meer respect naar deze vrolijk, vriendelijke mensen.

Na de lunch willen we naar de killing fields, we hebben een motor gehuurd om daar zelf heen te kunnen rijden, maar we kunnen het helaas niet vinden en gaan voor het donker wordt nog even zwemmen in het zwembad van een luxe hotel. Omdat Mer zegt dat het ons allerlaatste dag in Phnom Penh is mogen we zwemmen, maar eigenlijk was het vol. Wat een dag. We hebben het er in het zwembad over dat we blij zijn dat we bij de familie Tat logeren, om zo te zorgen dat ons geld bij het 'gewone' volk terecht komt en we nog meer van plan zijn te zorgen dat de lokale bevolking ons uitgegeven geld ontvangt in plaats van de westerse eigenaren van hotels, of stinkrijke Cambodianen die zoveel geld hebben dat ze niet weten wat ze er mee moeten.

Om in die spirit te blijven gaan we 's avonds eten bij Friends, een restaurant opgericht door een organisatie die straatkinderen, verslaafde kinderen en kinderen geinfecteerd met HIV van de straat helpt. Dit restaurant is slechts een klein onderdeel en leert straatkinderen koken, bedienen, etc. Het is er vrij duur, maar alle winst gaat naar de projecten en de tips naar de straatkinderen die er werken. Een erg leuke ervaring en het eten is formidabel net als de bediening. Een aanrader voor iedereen die in Phnom Penh komt!