Boracay – zon, zee, strand en cocktails

De volgende ochtend weer vroeg op, maar wel in luxe, Marilyn (de eigenaresse van de homestay) heeft ontbijt voor ons gemaakt, dus we hoeven geen eten te regelen. Na een hartelijk afscheid van Marilyn, Pepe, de honden en een veel beloftes om elkaar gauw weer te zien regelt Pepe een tricycle voor ons naar het busstation. Eenmaal daar aangekomen hoeven we maar een paar minuten te wachten voordat de bus vol zit en wegrijd. We halen onze vlucht naar Manila makkelijk, en hebben daar ook genoeg tijd om te lunchen en in te checken voor onze vervolg vlucht naar Caticlan. We moeten na het inchecken van onze back-packs met handbagage en al op een weegschaal staan, Michiel voelt de bui al hangen en inderdaad, we vliegen in een superklein vliegtuigje waar maar plek is voor een man of tachtig.

Door allerlei vluchten in Azie met veel turbulentie, luchtzakken en onervaren piloten is Mer over de jaren heen niet zo gek meer op vliegen geworden en zit met zweet in haar handen in het vliegtuigje. Gelukkig gebeurd er niks, en landen we op een piepkleine runway, naast de zee, op Catclican. De baggage wordt door een gat in de muur aangegeven en we moeten ons bij de gemeente melden/inschrijven en dan kunnen we gaan. Het is maar 500 meter lopen naar de haven, dus we nemen de benenwagen.

We hebben nog nooit zoiets gezien in de Fillipijnen, de haven is een hypermodern gebouw met tientallen mensen in uniform die alle toeristen in goede banen leiden. Overal krijg je hotels en informatie boekjes aangeboden, de boot die ons in een kwartiertje naar het eiland brengt, is wel weer typisch Fillipijns. Een bij elkaar gevoegd rotzooitje van stukken hout en bamboo en dat allen met touw aan elkaar geknoopt. Maar we komen veilig aan en nemen een tricycle naar een van de weinige guesthouses op het eiland.

Hier op het eiland komen vooral Fillipijnse toeristen en als die op vakantie gaan is het op zijn luxe, in gigantische mooie en dure hotels. Wij hebben een simpel guesthouse uitgezocht dat gerunt wordt door een Fillipijnse familie, na wat aanwijzingen onderweg en een dolhof aan zandweggetjes vinden we het en worden we hartelijk ontvangen door Wilma. Ze kan onze reservering niet vinden terwijl we eindeloos met hun heen en weer gemailt hebben omdat het de week voor pasen is en het hele eiland volgeboekt is. Maar gelukkig kunnen we toch wel inchecken in ons bamboohutje met terras. We gooien snel de tassen in onze hut, doen onze slippers aan en lopen naar het strand om te genieten van een biertje, een cocktail en een waanzinnig mooie zonsondergang.

De dagen erna vliegen om, we duiken overdag, of zonnebaden en zwemmen bij het hagelwitte zandstrand. Bij het duiken ontmoeten we Ben, een Amerikaan van in de veertig die bezig is met leren duiken. Hij is er erg goed in, en we doen op de laatste dag zelfs al een diepe duik met hem. Hij nodigt ons uit om als afscheid met hem te gaan zeilen. Ben is op Boracay op bezoek bij een goede vriend van hem die Allen heet. Allen is ook Amerikaan en runt al zeven jaar, zes maanden per jaar, een internetcafe samen met een aantal Fillipijnse businespartners. Allen's Fillipijnse businespartner Alfi en twee vrienden hebben via via een zeilboot geregelt. Als we bij het internetcafe Ben ontmoeten gaan we eerst op het strand een wijntje drinken onder een palmboom, en als Allen klaar is gaan we met zijn allen naar de zeilboot. We moeten op een gespannen net onder het zeil gaan zitten, aan de zijkant van de boot. En varen naar het vaste land waar een park is aangelegt met picnicktafels. Allen weet als bewoner van het eiland waar hij alle lekkere dingen kan kopen, en we doen ons voor het eerst in vier maanden te goed aan olijven, Danisch blue kaas en heerlijke witte wijn, wat een feest. Na een paar uur zeilen we terwijl de zon ondergaat, weer terug naar Boracay. Wat een fantastische laatste middag van onze reis, we nemen met pijn in ons hart afscheid van Ben en Allen en gaan gauw richting ons guesthouse.

We hebben al een paar dagen een massage salon gezien waar we nog voor dat we weggaan gebruik van willen maken, we nemen alle twee een hete olie massage, drinken ons laatste biertje op het strand, en doen nog een borrel in een Duits restaurant waar we eerder gegeten hebben. De eigenaar herkent ons en we krijgen een extra borrel op het huis, we hadden onze reis niet beter kunnen afsluiten. Maar dan komt het minder leuke werk, de tassen inpakken. De volgend ochtend vroeg op, nog snel even op de foto met de familie van het guesthouse en dan richting haven.

Het wordt een verschrikkelijk lange reis, eerst twee uur met de bus naar een stadje halverwege naar het vliegveld, overstappen en nog twee uur met de bus. Dan met het vliegtuig terug naar Manila. En van daaruit de volgende ochtend met een bus naar Angeles waar onze vlucht naar Kuala Lumpur vertrekt. Op Kuala Lumpur hebben we 6 uur om ons te vermaken en dan vliegen we naar Cairo, om daar over te stappen naar een vlucht naar London. Als het goed is is het staken van het luchtvaardpersoneel daar net afgelopen en hebben we onze allerlaatste vlucht naar Nederland. Pfffffffff, wat een reis, maar als je gaat backpacken moet je het goed doen en de hele reis naar huis kost ons een fractie van de kosten van een rechtstreekse vlucht.

Als we ons laatste biertje op het strand van Boracay drinken denken we terug aan de laatste vier maanden, we kunnen het alle twee niet geloven dat het zo snel voorbij is gevlogen. We wouden dat we er nog vier maanden aan konden plakken, het reizen blijft boeien. Het einig waar we inmiddels wel alle twee genoeg van hebben is het in en uitpakken van onze backpacks elke paar dagen. En we missen onze katten en vrienden en familie.

Wow wat een reis om op terug te kijken, we hebbben zes verschillende landen bezocht, we hebben 39 verschillende guesthouses en hostels geslapen, we hebben ruim honderd uur in bussen van de ene naar de andere stad gereist, de zon zien ondergaan in het grootste tempelcomplex van de wereld, boeiende mensen van allerlei nationaliteiten ontmoet, gedoken in vijf verschillende zeeen, geschiedenis geleerd van allerlei bevolkingsgroepen, in een kratermeer gezwommen, in ondergrondse grottenstelsels geklauterd, wilde beesten ontmoet van een halve cm groot tot 12 meter lang, tientallen nieuwe gerechten geproeft, met ons voeten in wit zand cocktails gedronken en overal genoten. Het was de reis waar we al jaren van gedroomd hadden en die was in werkelijkheid nog mooier en leuker dan we ooit verwacht hadden. Met een schat aan ervaringen en herinneringen komen we dan eindelijk terug naar huis.

Donsol – walvishaaien en vuurvliegjes

Na een eindeloze busrit van 12 uur naar Manila pakken we de taxi voor het laatste stukje naar een guesthouse. Wederom probeert men ons af te zetten maar we krijgen uiteindelijk toch een taxi met de meter aan. Helaas rijdt die taxi rondjes door de stad, en zijn we uiteindelijk amper goedkoper uit. Het guesthouse is snel gevonden, en we gaan naar een goed aangeschreven arabische restaurant, ofwel de lokale shoarma-tent. Daar blijkt het idee van een shoarma of falafel wel heel anders te zijn dan in de rest van de wereld, maar het smaakt toch best goed. Ook de hummus is heerlijk.

Op de terugweg lopen we langs talloze girlie-bars, en het is lastig een gewone bar te vinden. Het lukt toch en na een paar biertjes zakken we weer af naar het guesthouse.

De volgende ochtend weer een taxi naar het vliegveld (goh, voor maar de helft van de prijs!), en we gaan onderweg naar Legaspi. We beginnen het inmiddels toch wel spannend te vinden - 15m grote 'vissen' zijn geen kleinigheden onder water. Gaan we het wel leuk vinden?

In Legaspi aangekomen nemen we een mini-van (nou ja, we vouwen ons in de mini-van) naar Donsol toe. Als we uitstappen zwermen er tricycles om ons heen maar volgens ons kan het nooit ver zijn. We vragen de weg en 1 van de tricycle-rijders biedt ons aan gratis te brengen. Als een goede hollander kunnen we dat niet weigeren en stappen we in, om na 30 meter weer uit te stappen.

We worden van harte welkom geheten door de honden (als je buiten het hek staat ben je iets om tegen aan te blaffen, als je binnen staat dan ben je een speelmaatje) en de schoonzus van de eigenaresse. We gooien de spullen in onze kamer van de homestay en horen een verhaal aan in gebrekkig engels over een toerisme-centrum en wat andere zaken. Zorgen voor morgen, want het is al laat.

Later komt Pepe, de man des huizes, ons uitleggen dat als we nu naar het walviscentrum gaan we morgen tijd besparen - het is nu rustig en we kunnen dan morgen uitslapen. De tricycle rijder staat nog immer rustig voor de deur - en we laten ons naar het centrum rijden. Daar rekenen we het een en ander af en moeten morgen om 6:30-7:00 's ochtends aanwezig zijn.

De tricycle-rijder brengt ons naar Giddy's, een hotel/restaurant in het dorpje. Ons bioritme is wat uit de maat dus we eten vroeg. Het smaakt maar zo-zo, maar veel keuze is er dan ook weer niet. Met onze tricycle-rijder gaan we weer terug naar de homestay en we proberen een prijsje af te spreken met de bestuurder aangezien we de komende dagen een aantal ritjes gaan doen. Dat heeft-ie nog nooit gedaan en hij snapt er geen drol van. Na veel moeite en lachende omstanders krijgen we het toch voor elkaar - een lage ritprijs en 1 retourtje gratis. En we hoeven niet bij elke tricycle-rijder te gaan pingelen voor een goede prijs.

Bij de homestay is er nog een anderre gast genaamd George, uit Duitsland. We spreken af samen de volgende dag naar het centrum te gaan aangezien een boot plek heeft voor 6 en de kosten vast staat en delen dus interessant is.

De eigenaresse, Marilyn Razo, is inmiddels ook thuis en ze blijkt campagne te voeren om gemeenteraadslid te worden, een beroemd en graag geziene persoonlijkheid rond het dorpje. We komen er al snel achter dat ook in dit dorpje de politiek niet heel zuiver is, en geld al snel een plekje in de politiek koopt. Marilyn moet het met een beperkt budget doen en ziet haar kansen dan ook realistisch gezien niet heel hoog in.

De volgende ochtend eten we ons ontbijt dat de schoonzus van Marilyn in de vroege uurtjes voor ons bereid heeft, en staat Allen, de tricycle-rijder op ons te wachten. Bij het centrum staan vele, vele toeristen - we vinden snel 3 andere toeristen (meiden die samen in Singapore in een ziekenhuis werken) en bestormen de balie voor een boot. Te laat, we kunnen niet om 7 uur maar pas om 11 uur gaan.
En dat lijkt dubbel pech, want ten eerste moeten we dus een paar uur wachten, maar later op de dag is de kans op walvishaaien en het zicht veel slechter. Niks aan te doen, we spreken af vlak voor elf uur weer bij het centrum te zijn waarna we naar het vlakbij gelegen duikcentrum gaan. Marilyn Razo heeft mede-duikers gevonden om de kosten voor een duiktrip naar de Manta Bowl te delen en we hoeven geen huurkosten voor de duikpakken te betalen omdat het nichtje van Marilyn in het duikcentrum werkt. We tekenen de nodige formulieren en dienen er morgen om 7:00 te zijn. Van uitslapen gaat hier niet veel komen!

Na even op het strand te hebben gehangen gaan we ook maar naar de homestay terug.

Als we om elf uur bij het centrum zijn, zijn we gelukkig wel de eerste boot. Hop hop hop, snel erin en varen! We krijgen nog wat halve instructies toegeworpen over afstanden die we van de walvishaaien moeten blijven (3 of 4 meter, of minder, of soms meer...) en dan zijn we onderweg. Vorig jaar hebben we ook geprobeerd walvishaaien te zien, maar na 3 uur ronddobberen is het niet gelukt. Dus we doen rustig aan, hangen wat in de bankjes en kletsen wat.

Binnen een kwartiertje is echter de eerste al gespot - de 'butanding officer' (de walvishaai-interactie officier) roept 'Quick! Quick!' maar heeft zelf geen haast lijkt het. Moeten we snel zijn op z'n Fillipijns of op z'n westers? We schieten maar, snel naar de voorkant van de boot, onze flippers aan, snorkels op, op de rand van de boot zitten en op het teken van de schipper en de guiden springen we uit de boot het toch best wel koude water in. Het zicht is niet geweldig, een meter of 8, en iedereen zwemt maar wat rond en vraagt zich af waar we heen gaan. De officer wijst naar beneden, maar afgezien van Marilyn ziet iedereen alleen maar water. Na een minuut is het al voorbij en hijzen we ons aan boord. Marilyn heeft nog iets van een rug gezien met witte stippen, maar de walvishaai ging al naar beneden. Een goed begin, maar niet waar we voor kwamen. En best spannend, want je ziet niks en toch zwemt er een flinke vis onder je door.

Een goede 10 minuten later is het weer raak - deze keer zien we hem aan komen zwemmen, en wat een beest is het. Pakweg 8-9 meter lang, 2 meter breed en redelijk snel. We zien een gigantische schaduw in het water zwemmen. Iedereen vliegt om z'n spullen aan te trekken, en deze keer gaat het al een stuk georganiseerder. De walvishaai zwemt recht op ons (Marilyn kan hem nog net ontwijken) af en ondertussen zwemmen wij mee. Wat een beest, wat een gevaarte! Het enige wat aan een walvishaai beweegt is zijn gigantische staart, de rest van zijn lichaam lijkt stil te liggen in het water. Ze zwemmen alleen, en dichtbij aan de oppervlakte en lijken totaal niet gehinderd door de snorkelaars om hun heen. Zelfs als je naast zijn/haar oog zwemt toont de walvis geen enkele interessse. Het is zowel geweldig als surreeel om dan eindelijk dit dier te zien. En zonder de luchtbellen van je scuba-apparatuur is het bevreemdend stil. We komen gevoelsmatig nog best dichtbij - 2, 3 meter afstand van bv. een olifant is ook niet mis. Na een paar minuten gaat de walvishaai onder en haken wij af. Aan de oppervlakte heeft iedereen een glimlach van oor tot oor :)

Het blijft niet bij deze ontmoeting - na wederom een half uur wachten wordt er nog 1 gespot. Deze keer is hij nog groter (9+ meter) en alhoewel hij een paar keer een meter of 5 dieper gaat komt hij ook weer boven en zwemmen we tot we bijna niet meer kunnen langs de walvishaai.

Vlak voor we terug naar de kust moeten krijgen we nog een kans - dit keer is het een waar monster van 12 meter lang, en dan pas begrijp je hoe groot een 15 meter lange moet zijn. De ontmoeting is kort (minder dan een minuut), maar na 5 minuten is er nog 1 in de buurt. Ook deze is enorm groot, en de ontmoeting erg kort. Het zicht is inmiddels nog maar 2-3 meter en dat is wel erg eng met deze beesten. Je wil ze niet aanraken ;)

De officier heeft ondertussen verteld dat er niet minder dan 300 walvishaaien in de baai zwemmen, ze worden regelmatig gechipped om de populatie in de gaten te houden.

Terug bij de kust wacht Allen, onze tricycle-rijder. De meiden vragen of we al een vuurvlieg-boottocht hebben gedaan en we leggen uit dat we dat vanavond gaan doen, en dat ze van harte welkom zijn. Hier geld hetzelfde concept, je betaald voor een hele boot ongeacht of je met zijn tweeen of vijven bent. Maar natuurlijk heeft Marilyn Razo weer iets voor ons geregeld, een vriend van haar is visser en tegen een fractie van de prijs via het toeristencentrum kunnen we mee. We krijgen het mobiele nummer van de ierse Pamela en laten hun later weten waar en hoe laat.
We rijden naar de homestay waar een lunch van stingray wacht. We vragen ook nog even aan Marilyn Razo hoe laat we Allen ons moeten laten ophalen voor de vuurvlieg-boottocht vanavond, maar dat blijkt niet nodig - het is op loopafstand. Jammer, want dat was precies ons gratis ritje.

De lunch is niet bijzonder. George moet er snel vandoor, hij spendeert zijn laatste week in het verkennen van het eiland waar Donsol op ligt, dus we nemen afscheid en wij nemen plaats in de tuin om wat na te praten, te relaxen en heel veel met de honden Poochy en Boody te spelen. Poochy is een vrouwtje en heeft een soort honden ADHD, aan het eind van elke middag, tot laat in de avond, kan ze niet stoppen met rennen. Haar mannelijke maatje Boody of wij zijn de pineut, ze neemt geen nee als antwoord, ze blijft maar om je heen rennen en als je geen zin hebt om te spelen bijt ze zachtjes in je als aanmoediging.

Om 18:00 komen de bootmannen om ons op te halen en zijn de meiden er ook. We lopen kris-kras door het dorpje naar de zeemuur waar de boot wacht. De meiden zijn verbaasd dat we eigenlijk niet weten waar we heen gaan, hoe lang het duurt etc. - maar inmiddels hebben we de hoop op dat soort informatie wel opgegeven omdat het zelden klopt. Na vier maanden reizen zijn we gewend 'to go with the flow'.

De boottocht is leuk, alhoewel erg lawaaig, en we zien inderdaad vele vuurvliegen - tot wel honderden bij elkaar in de bomen.

Na 2 uur (!) zijn we terug en willen we bij een soort snackbarretje wat eten - het enige wat nog open is om 21h. Dat gaat weer heel apart, want iedereen krijgt met horten en stoten zijn eten, maar het drinken wordt vergeten.

Een van de meiden, Pamela, gaat net zoals wij op dinsdag naar het vliegveld dus we houden nog contact over wie de goedkoopste optie vindt. Terug bij de homestay vallen we snel in slaap, nadat de honden om ons heen gehuppeld hebben.

Vandaag gaan we duiken - na alle geluk met de orang-oetans, walvishaaien en het duiken in Puerto Galera lijkt er geen einde aan te komen aan ervaringen met wild, en willen we manta rays gaan zien. En waar beter dan bij de zogenoemde manta bowl?

Allen is er niet (op tijd?) en we moeten een andere tricycle zoeken. Het bespaarde geld begint wel drastisch af te nemen.

Bij het duikcentrum aangekomen worden we met een ander gezin samengevoegd, en duiken we met 6 duikers op 1 divemaster (DM). Dat is best veel, meestal is het 2:1 of 4:1. Maar goed, voor ons maakt het niet heel veel uit. We varen naar Ticao eiland aan de overkant en doen daar een checkdive bij een fraaie muur vol koraal.

Helaas barst de o-ring (een rubber ringetje dat de luchtfles luchtdicht afsluit) bij 1 van de kinderen na 5 minuten en moeten we wachten terwijl hij met de DM naar boven gaat voor een nieuwe tank. We hangen een 20 minuten rond dezelfde plek, en de duik is ook nog eens maar 45 minuten in plaats van het gebruikelijke uur of meer.

Na wat zoekwerk is iedereen bij elkaar, en Marilyn vraagt aan Michiel waarom er iets raars klinkt achter haar hoofd. Er komen flink wat bellen uit de luchtfles en terwijl Michiel probeert te kijken wat er mis is, barst (jawel) Marilyn's o-ring ook. Als dat gebeurt ben je binnen 20-30 seconden door je lucht heen, dus Michiel draait snel de kraan dicht en geeft zijn 2e regulator (mondstuk waar je lucht door komt). De DM laat Marilyn met zijn 2e regulator vervolgens meezwemmen in plaats van een nieuwe tank halen omdat we het niet meer redden er nog 1 te halen.
Vervolgens vliegen we over en langs het rif, tikken nog even de 24 meter aan, en dan alweer eruit. Marilyn moest als een hondje meezwemmen met de DM omdat de tweede luchtslang heel kort is, dus ze heeft ook niet heel veel gezien.

We lunchen bij een prachtig resort op een verlaten strand en gaan daarna weer aan boord. We krijgen rifhaken (nou ja, omgebogen emmer-handles met een touwtje) omdat de stroming sterk is en we anders niet op 1 plek kunnen wachten op de manta rays. Daar moeten we even van slikken na ons vorige 'stroming'-avontuur, maar we vragen ons af of het echt zo eng is als we denken aangezien er 2 kinderen meegaan.

Vervolgens vertelt de DM dat deze duik maar 35 minuten (onze gemiddelde duiken zijn normaal een uur) is, en we snappen het niet zo goed. We gaan niet zo diep, we laten ons afdrijven en gebruiken een rifhaak - waarom zou je snel door je lucht heen gaan? Maar goed, hij is de DM dus hij zal het wel weten.

Eenmaal in het water is de stroming helemaal niet zo spannend. Je kunt er niet tegenin zwemmen maar het is geen efteling-attractie zoals de vorige keer. We haken ons vast en wachten af. Na een paar minuten gaan we op een andere plek wachten en krijgen we van de DM het sein dat we naar boven gaan. Naar boven? We zijn er pas 20 minuten? Helaas, de jongen van de kinderen is al door zijn lucht heen (wij zijn nog niet eens halverwege) en vanwege de stroming is het samen uit, samen thuis.

Geen manta rays gezien, en een veel te korte duik. De volgende is een stukje verderop maar daar is de kans op manta's veel kleiner. Ook die duik is het hetzelfde verhaal met de jongen - na 25 minuten door z'n lucht heen, wij nog niet op de helft. Hij klaagde dat hij het koud had, maar trekt vervolgens geen t-shirt onder z'n wetsuit aan om iets warmer te blijven. Daarnaast is hij volgens ons ook gewoon te jong en onzeker.

Op de terugweg is de zee flink ruwer geworden en elke 20 seconden krijgen we weer een koude plens water over ons heen en balen we behoorlijk. De duiken waren de hoofdprijs vergeleken met andere duiken, en vervolgens veel te kort (45 minuten is al kort). En we hebben niet gezien waar we voor kwamen.
Voordeel: er blijft zo nog wat over om te bezoeken.

Bij de haven zegt de vader van het gezin nog 'great diving with you!' maar Michiel krijgt het niet voor elkaar iets aardigs terug te zeggen.

Inmiddels is het al 17h en Allen is er wederom niet dus we zoeken weer een andere tricycle chauffeur en eten wederom iets bij Giddy's. Dat blijkt de smerigste pizza ooit te worden voor Michiel - het is net bordkarton dat een uur in het water heeft gelegen.

Morgen gaan we er weer vandoor - naar Legaspi terug, door naar Manila en dan naar Caticlan. Daarvandaan een 10 minuten met de boot naar the-place-to-be in de Filippijnen op dit moment: tropisch walhalla Boracay. Onze laatste bestemming van onze reis.

Het Spaans/Mexicaanse Vigan


De busrit van Sagada naar Vigan is never-ending. Hemelsbreed is het maar een kilometer of 60 naar Vigan, maar de wegen door de bergen zijn zo slecht/onverhard en het vervoer zo onregelmatig dat mensen die de route geprobeerd hebben er tussen de twee en drie dagen over gedaan hebben. Wij doen de 'makkelijke' route, eerst zes uur hobbelen langs ravijnen terug naar Baguio en dan overstappen op de bus naar Vigan die er nog eens zes uur over doet. We zijn vroeg opgestaan en ook vroeg bij de bus, maar die zit vol, we hebben twee stoelen helemaal achterin de bus, een ramp, we hebben geen handrailing om aan vast te houden en een van de stoelen is ooit stuk geweest en half gerepareerd. Op zijn minst gezegd, de zes uur voelde aan als dagen. Ook op de bus naar Vigan hebben we pech, of liever gezegd alle passagiers, bijna alle stoelen zijn stuk, de rugleuningen zakken door. Bij elk stop zie je mensen van stoel wisselen opzoek naar een betere stoel.

Als we uiteindelijk in Vigan aankomen is het half negen 's avonds, en lopen we van het busstation naar een guesthouse, gelukkig hebben ze nog plek (om de laatste 4 kamers wordt gestreden en voorgedrongen, maar we hebben een kamer) en is hun restaurant ook nog open zodat we snel kunnen eten. Het restaurant staat bekend als een van de beste in Vigan, maar Michiel's bestelde kip sate is ongaar en geen sate maar stukken bot met kip. Het is wel duidelijk dat je geen kip sate moet bestellen buiten Indonesie.

De volgende ochtend worden we om zes uur al wakker van het personeel van het guesthouse die zich voorbereiden op de komende dag met flink wat lawaai. Het guesthouse is een oud Spaans koloniaal huis, prachtig, maar we slapen precies boven het restaurant en kunnen via de vloer binnen kijken. Geluidsisolatie bestaat hier niet ;-)

Na ons ontbijt gaan we de stad in, dit is een van de weinige steden in de Fillipijnen die niet tijdens de tweede wereld oorlog is gebombardeerd en heeft nog hele straten met oude Mexicaanse koloniale huizen. Ooit was dit een erg welvarende stad doordat het als handelspunt werd gebruikt op weg naar en van Azie. De Spanjaarden hadden dit als kolonie, al snappen we dus niet zo goed waarvoor de huizen Mexicaans zijn. Daar komen we ook helaas niet achter.

Het stadscentrum is niet groot, binnen 2 uurtjes ben je er wel doorheen. Het is mooi om te zien, en begrijpelijk waarom unesco dit als World Heritage heeft betiteld. Brede lanen, spaans/mexicaanse huizen met dikke muren en grote tuinen, en de onvermijdelijke kathedraal.


Het is te bizar om in de snikhitte door dit stadje te slenteren, als je naar de huizen kijkt ga je zo een eeuw terug in de tijd naar een Mexicaans dorp, maar als je vervolgens kijkt naar het verkeer wordt je weer terug gelanceerd in het hier en nu; naast de oude paard-en-wagens die bestuurd worden door Fillipijnen zijn de straten bezaait met honderden tricycles, die kom je in Mexico toch echt niet tegen.

De hitte is weer flink wennen na een week in de bergen, het zweet druipt van ons af en we zijn niet vooruit te branden. Na een bezoek aan de prachtige kerk van Vigan gaan we ergens even afkoelen met ijskoffie. Daarna via het dorpsplein naar het nationale museum dat, voor een Aziatisch museum, een grote collectie heeft van meubelen tot visserij-spulle; het Padre Burgos museum bevind zich in een oud Mexicaans huis.

's Middags willen we naar een museum dat dicht blijkt te zijn voor lunch, dus gaan we terug naar ons guesthouse om weer even af te koelen. Na de lunch gaan we terug, het is wederom een oud Mexicaans huis van een bekend Fillipijjns powercouple, een voormalige vrouwelijke gouverneur en haar man die senator was en op gruwelijke wijze vermoord werd. Het huis is erg boeiend, de volledige carrieres van de twee is gevisualiseerd met medailles en zelfs een brief van de toenmalige president van de Fillipijnen om hem te feliciteren met zijn goede werk in het leger. We moeten alle twee zo hard lachen als we de brief lezen; 'Dear Mr. Chrisologo, kudos for the excellent work [. . . ]' Kudos, zie je het koningin Beatrix al zeggen?

's-Avonds geven we het grillrestaurant van het guesthouse nog een kans, we gaan gezellig in de tuin eten en bestellen de meest beroemde gerechten uit Vigan; Longannisa (worstjes van varkensvlees met knoflook en lokale kruiden die overal de hele dag door gegeten worden), puqui-puqui (een omelet met geroosterde aubergine), banget (gefrituurde stukken vlees) met geroosterde groenten en een grote schaal rijst. Zoals je al leest, je moet niet naar de Fillipijnen komen als je vegetarier bent, ze eten hier 's ochtends, 's middags en 's avonds vlees, en veel vlees. Het is erg lekker alleen vinden we het gefrituurde vlees, wat ons doet denken aan uitgebakken spek, maar dan smakelozer, niet bijzonder. Uno grill krijgt een tien voor deze avond.

Na een slapeloze nacht voor Mer (om drie uur 's nachts komen er zes Fillipijnse backpackers terug van uitgaan, en ze feesten nog tot de vroege uurtjes door in de kamer naast ons) gaan we naar de Mira Hills. We hebben hier en daar op het internet wat gelezen hierover, het zou iets van een zwembad moeten zijn. Dus we gaan ingesmeerd met zonnebrand, in zwemkleding op pad.

Mira Hills blijkt een klein openbaar park met een aardig openbaar zwembad, voor 80 cent toegang kunnen we heerlijk een paar uur afkoelen totdat er zoveel lokalen komen dat het zwembad een groot gillend en spelend geheel is en we terug gaan naar de stad om een biertje te drinken.

Dat klinkt makkelijker dan gezegd - in een land waar we regelmatig meemaken dat terwijl we ons ontbijt nuttigen, meerdere tafels aan het bier zitten, kunnen we geen bar vinden in Vigan. Oh ja, en dan zijn het geen mensen die terug komen van uitgaan, ze zien eruit alsof ze net uit bed komen en bestellen meerdere biertjes per persoon tegelijkertijd.

We gaan maar terug naar ons guesthouse waar we in de coffeeshop (?!?) een biertje kunnen krijgen, want de Uno Grill waar we gisterenavond zo gezellig hebben gezeten is nog dicht. Omdat ze later op de avond de helft van de gerechten op het menu niet hebben gaan we naar een ander restaurantje waar ze heerlijke houtovengebakken pizza's maken, hmmmm.

Omdat er niet veel meer te doen is in Vigan besluiten we de volgende dag alweer de bus te pakken naar Manila, waar de dag erna onze binnenlandse vlucht naar Legaspi vertrekt. Op naar Donsol, dat bekend staat om de jaarlijkse terugkerende walvishaaien die daar in een baai zich voeden en paren in de maanden maart en april. De walvishaaien zijn plankton-eters en de grootste haaisoort die er is, de gemiddelde haai is zo'n 15 meter lang en weegt 15 ton. Het zijn hele vriendelijke en nieuwsgierige dieren, de Fillipijnse vissers kennen ze al eeuwen en zijn gewend grote schaduwen onder hun boot te zien opdoemen. De haaien zwemmen vlak aan de oppervlakte als ze voeden, dus kan je er naast snorkelen voor de paar seconden dat ze langs je zwemmen. Vorig jaar in de Fillipijnen is het op een andere plaats niet gelukt deze waanzinnige dieren te aanschouwen, dus nu moet het gaan lukken. Ook wel een beetje eng, hoe groot zou zo'n bek zijn als die openstaat om zich met plankton te voeden, een meter of drie breed en een meter hoog?? Dit wordt spannend!

Meer foto's

Het dorpsleven van Sagada

Het busstation voor bussen die naar het noorden rijden is maar vijf minuten lopen van onze inn, dat scheelt weer een taxirit. De bus valt mee, omdat we gehoord hadden dat de bussen geen airco hebben waren we even bang dat het een lokale Fillipijnse bus zou zijn. In die bussen hebben we eerder gezeten en die hebben houten bankjes, en passen we niet met ons knieeen tussen. Dat is prima voor een lokale rit van een uur, maar voor zes uur erg ongemakkelijk. Maar gelukkig zijn de stoelen die van een grote touringcar. De wagenziekte pillen werken goed, want de rit is inderdaad duizelingwekkend, de weg in de buurt van Baguio is door landverschuivingen op veel plekken helemaal weggevaagd en je rijd dus op onverharde weg, langs de rand van de afgrond.

De zes uur durende rit voelt als een eeuwigheid want je kunt door de vele bochten helemaal niks doen, zelfs geen boek of krant lezen. We proberen wat te slapen om de tijd te doden en we stoppen gelukkig ook twee keer voor een toiletstop en lunch. Als we in Sagada aankomen zijn we helemaal klaar met de rit.

Sagada is een piepklein dorpje met maar 1500 inwoners waarvan de meeste leven van toerisme. Het is een dorpje om verliefd op te worden; in een vallei liggen huisjes en 1,5 straat, aan die straat liggen guesthouses en kleine restaurantjes.

De restaurantjes serveren eten dat allemaal zelf gemaakt wordt, vers brood en verse yoghurt met aardbeien voor ontbijt, taarten voor in de middag na een lange wandeling, heerlijke sandwiches en veel Fillipijns eten voor de avond. Het lukt ons een kamer te krijgen bij George's Guesthouse, aan het eind van de straat. Het guesthouse is vol behalve de twee penthouse kamers op het dak, die zijn eigenlijk voor groepen van zes mensen maar wij mogen een van de kamers hebben voor de prijs van twee personen. De kamer is heel simpel maar gigantisch groot, met eigen badkamer met semi-warme douche en een groot dakterras. We kijken uit over het dorp en de bergen achter de vallei.

Het is prachtig, het weer verandert per uur, en het uitzicht is iedere keer weer anders qua lucht en qua kleur, we blijven maar foto's nemen. En bovenop dat alles is het hier een flink stuk kouder, dus het voelt als een warme zonnige Nederlandse zomerdag en dat betekent dat je kan ontbijten en lunchen op terrasjes in de zon, waar je in de rest van de Fillipijnen in een uur levend verbrand zou zijn.
De eerste dag besluiten we te genieten van de culinaire heerlijkheden en ons fantastisch uitzicht op het dakterras. Alle tijd om ons blog bij te werken, want gek genoeg heeft dit piepkleine dorpje overal internet. Erg instabiel, maar wel internet.

Aan het eind van de middag reserveren we bij het toerismecentrum een gids voor de volgende dag, die gaat ons twee grotten laten zien waarvan een volgestapeld is met de lijkkisten waar Sagada zo bekend om staat. De eerste grot is een kwartiertje lopen vanaf het dorpje, onderweg koopt de gids nog wat kerosine voor de gaslamp die hij meegenomen heeft.
De grot is een 50 meter hoog, en overal liggen lijkkisten, we vragen ons af hoe de bevolking ze zo ontzettend hoog in de grot weet te krijgen en onze gids legt uit dat ze hele lang ladders maken om de kisten zo hoog te plaatsen.

De gids stelt voor om via het grottenstelsel naar de andere grot te lopen waar allerlei mooie formaties zijn.

Wat we ons dan niet realiseren is dat dit de tocht is die in onze reisgids omschreven staat als: 'The King of Sagada's cave adventures; suitable only for the reasonably fit and couragous, is the cave connection. The three- to four hour tour is defnitely not for the claustrophobic'. En dat heeft Mer geweten, we klimmen en klauteren twee uur lang door kleine gangetjes, over glibberige rotsen en moeten ons een aantal keer omhoog hijsen langs een afgrond of laten afzakken in het donker. Michiel vind het geweldig maar Mer is doodsbang na haar val in Vietnam. Onder de modder en kleerscheren komen we uiteindelijk in de Sumaging Cave, het was de klim wel waard, het is prachtig in de grot. Een ondergrondse rivier heeft allerlei vormen in het steen gesleten, we waden door het water, steeds verder naar beneden de grot in om al het moois te zien.

Eenmaal buiten de grot gekomen lopen we de drie kwartier terug naar het dorpje, onderweg zijn er prachtige uitzichten over de rijstvelden.

De dag erna gaan we zonder gids een wandeling maken, we hadden gepland om eerst lekker uit te slapen want we zijn alle twee doodmoe en hebben overal in onze armen spierpijn. Helaas zijn er zes gasten in de kamer naast ons gekomen en die zetten om zes uur 's ochtends de TV keihard aan, we doen daarna geen oog meer dicht. Een beetje brak gaan we ontbijten enlopen we via de kerk, en de begraafplaats naar de Echo Valley, waar er tientallen doodskisten aan de rotsen hangen. Zie het midden van de staande foto, daar hangen in het midden aan touwen de lijkkisten.

Daarna een paar uur lopen naar een prachtig uitzichtpunt op een berg ver buiten het dorpje. De reisgids is niet heel concreet over de te lopen route, dus we slaan op een gegeven moment een zandweg in, wat gelukkig de juiste blijkt. Tot het allerlaatste moment is het uitzicht maar zo-zo, pas bij de top zien we een verbluffend dal met rijstvelden, kleine dorpjes en werkende mensen in het veld.

Nadat we goed en wel uitgepuft zijn beginnen we aan de terugweg en komen er toeristen aanlopen naar 'ons' plekje. Mooi op tijd, want de wolken trekken over het dal en het zicht wordt steeds minder. Op de terugweg lopen we een flink stuk om naar een restaurant, maar daar is niemand en gaan we onverrichter zake terug. In Sagada hebben we wat lekkers gegeten en hangen de rest van de tijd om en rond het guesthouse.

De volgende dag ontbijten we weer lekker bij het Yoghurthuis; beroemd om zijn zelfgemaakte romige yoghurt en het balkon aan de straatkant waar je kan genieten van ontbijt of lunch terwijl het dorpse leven beneden aan je voorbij trekt. Omdat het uitzicht twee dagen eerder, toen we uit de grot kwamen gekropen, mooi maar bewolkt was gaan we terug, maar dit keer een wandeling via een ander dorpje.

We lopen vanaf ons guesthouse vrijwel meteen de vallei met rijstvelden in en via kleine paadjes en dorpshuizen door naar de vallei die we eerder gezien hebben en maken daar nogmaals foto's. Zoals al zo vaak gezien hier staat de berm en omstreken in de brand, een windvlaag maakt van het smeulvuur een flinke bosbrand en we haken af om terug te gaan.

Op de terugweg lopen we langs de 'Lemon Pie' een piepklein (letterlijk, de stoelen en tafels zijn ongeveer 35 cm hoog van de grond) restaurantje dat thee en koffie met, wederom, zelfgemaakte citroentaart serveert, hmmm! De eigenaresse is een stokoude dame met grijs haar en een tandenloze glimlach. Op de terug weg rent er een klein meisje op Marilyn af en grijpt haar hand, als Michiel de camera pakt om van het aandoenlijke tafereel een foto te maken komt er nog een vriendinnetje die Mer's andere hand pakt, zijn ze niet lief?


De dagen vliegen hier om en het is alweer onze laatste avond, ons favoriete restaurant is helaas al twee dagen dicht, dus we dineren in een leeg restaurant en pakken daarna onze spullen in. We hebben de bus van acht uur 's ochtends om, als alles goed verloopt, inclusief een overstap zo'n 12 uur later in Vigan aan te komen. Een stadje nog een stuk noordelijker in Luzon.

Baguio

Na twee jeeprits, een lokale bus, een jeepney en een flink stuk lopen zijn we terug in Angeles en gaan gauw wat eten. Daarna halen we onze tassen op bij het hotel en gaan naar het busstation om een bus richting Baguio te nemen. Baguio is een stad vijf uur noordelijk rijden van Angeles en het knooppunt van noordelijk Luzon, alle handel en reizigers gaan via dit punt.

We vallen heel snel in slaap op de bus en worden ergens boven in de bergen wakker, iedereen is de bus aan het uitstappen maar we zijn niet bij een busstation?! Als we een andere passagier vragen hoe of wat blijkt de bus panne te hebben. Eenmaal buiten aangekomen zien we een andere bus van dezelfde busmaatschappij staan, maar terwijl wij staan te wachten op onze bagage is hij vol en rijd weg. Daar staan we dan met nog een stuk of tien andere passagiers in het pikkedonker in de bergen, de chauffeur is liters water uit een waterput ergens achter in de bus aan het gieten en we hebben geen idee wat er mis is of waar we zijn. We pakken gauw jassen en een warme broek uit de backpacks want het is flink koud in de bergen. Na een half uur rommelen aan de bus rijd hij weer, met allerlei piepende alarms, maar we rijden.
Gelukkig blijkt dat we vlak bij Baguio zijn en al snel worden we gedropt op het bussation. Het is inmiddels half een 's nachts maar de stad is nog helemaal wakker, we hebben van andere Fillipijnen al gehoord dat we net het bloemenfestival hebben gemist (we zijn al maanden de trip aan het plannen maar zijn nergens iets tegen gekomen over dit festival). Alle kraampjes worden nog afgebroken terwijl we door de stad naar een guesthouse lopen, het lijkt wel de afloop van koninginnenacht.

We hebben de avond ervoor al met het hotel gebeld maar toen wilde ze geen reserveringen aannemen, maar verzekerde ons dat alle type kamers nog vrij waren. En jahoor, surprise, surprise als we aankomen blijken alleen de dure kamers nog beschikbaar. Het pension is erg vies en de Michiel ziet meteen kakkerlakken in de kamer weglopen en ruikt een sterke schimmellucht als de deur opengaat, dus vragen we om een andere kamer. Die ruikt iets minder muf en we zien geen kakkerlakken, maar is zonder douchekop, wc bril etc. ook niet echt fijn, maar het is al zo laat dat we het niet zien zitten om nog verder te gaan zoeken. We slapen heel slecht, er lopen steeds kakkerlakken door de kamer en mensen van het guesthouse zijn de hele nacht aan het rommelen en praten. We staan vroeg op en checken meteen uit, in het daglicht zien we ook dat er allerlei beesten in kooitjes in de lobby zitten, waarornder een groene python. Jak, gauw weg, gelukkig vinden we vijf minuten lopen vanaf het pension voor dezelfde prijs een grote schone kamer in een ander pension.

Baguio is een ontzettend gezellige, drukke stad, overal krioelt het van de handelaren, erg leuk om doorheen te lopen. Heel veel bijzondere toeristische attracties zijn er niet, maar het voelt er erg ontspannen en er zijn honderden restaurants dus we vermaken ons er prima. Het belangrijkste wat we hier komen doen is ons visum verlengen, omdat we te lang voordat we het land binnen vlogen nog in Nederland waren konden we daar geen visum regelen. Dus zijn we het land binnen gekomen op een visum bij aankomst van drie weken en willen we het nu verlengen. In onze reisgids staat een plattegrond met het immigratiekantoor erop maar we kunnen het na eindeloze keren op straat en in het gemeentehuis vragen nergens vinden en het telefoonnummer van het kantoor werkt ook niet meer.

We gaan na uren zoeken maar eerst lunchen en terug naar het pension om het goede adres op het internet te zoeken. Daar staat een ander telefoonnummer, en we krijgen telefonisch instructies hoe we er moeten komen. Wat we dan niet weten is dat ze een verkeerd nummer op de website hebben gezet van een immigratiekantoor ergens anders op de Fillipijnen. Het suffe is dat de straat die ze noemen toevallig ook in Baguio bestaat, en de wijk ook! Dus wij gaan vol goede moed en met instructies van de pensioneigenaar naar de jeepney verzamelplaats. Nemen de goede jeepney en laten ons afzetten bij de juiste straat, een kwartier buiten het centrum op een bedrijventerrein in de bergen, de fabriek waar we uitstappen heeft een security guard en die weet niet waar het immigratiekantoor zit, hij gaat voor ons bellen en kijken of hij iemand kan vinden die het wel weet. Dan loopt er een groep mensen langs waarvan een meneer het weet, we moeten schuin tegenover de fabriek zijn bij een ander pand.
Maar eenmaal daar aangekomen blijkt dat we helemaal verkeerd zitten, we krijgen weer nieuwe instructies en nemen dit keer maar een taxi, want het immigratiekantoor gaat om vijf uur dicht en het is inmiddels al half vier. Nog een kwartier rijden en hehe, na uren zoeken eindelijk gevonden, het immigratiekantoor zit ook wel op een erg vreemde plek, midden in de bergen, ver buiten het centrum. Maar we zijn allang blij dat we het gevonden hebben en doen gauw onze aanvraag. Helaas nog meer tegenslagen, er liggen zoveel aanvragen dat ze onze aanvraag niet dezelfde dag kunnen verwerken maar we twee dagen later terug moeten komen na het inleveren van onze paspoorten. Jammer want we waren eigenlijk van plan de volgende avond weg te gaan.

's-Avonds gaan we naar de film, Alice in Wonderland in 3D. We krijgen malle brilletjes erbij, maar erg veel leuker wordt de film er niet van. Je wordt er een beetje tureluurs van en het kijken door het brilletje maakt het kijken niet makkelijker.
De film was leuk

Laughing

De volgende dag gaan we naar Camp John Hay, een oud Amerikaans militair kamp waar Amerikaanse soldaten op vakantie gingen, zonder helemaal terug te hoeven naar Amerika. Het is een hectaren groot kamp, maar niet heel bijzonder.

We bezoeken een vlindertuin, het huis van de ontwerper van het kamp en leren veel over de geschiedenis.

En als we in een jolige bui langs een minigolfbaan lopen besluiten we te gaan minigolfen, we kunnen alle twee de laatste keer niet meer herinneren dat we zijn gaan minigolfen, een jaar of twintig geleden toen we kinderen waren waarschijnlijk. Het terrein is helemaal verlaten en eromheen zijn bouwvakkers huizen aan het bouwen. Zodra wij aan het veld beginnen neemt iedereen pauze en wordt er vanuit de half gebouwde huizen en vanuit de tuinen naar ons spel gekeken. We lachen ons suf, want het wil voor geen meter, er is hier zeker een jaar of wat geen onderhoud gedaan en alles is oud en helpt niet mee. Maar dat geeft alleen maar meer lol.

Dag drie in Baguio gaan we naar de vlakbij gelegen goud- en zilvermijn. Een van de grootste ter wereld, en de grootste in de Fillipijnen. We hebben op het internet gelezen dat je er een tour kan doen, terwijl de mijnen nog in gebruik zijn. De tour heet 'Be a miner for a day', klinkt lekker Aziatisch dus we gaan op pad. Weer met de jeepney, drie kwartier rijden naar een klein dorpje, Balatoc. Mer heeft de chauffeur gevraagd ons bij de mijn te waarschuwen, en gelukkig want hij stopt langs een zandpad boven aan een berg, waar we zelf nooit gedacht hadden dat de mijn was. We moeten eruit en een trap naar beneden nemen.

Er is niks te zien, geen bord, niks, maar een lokale mevrouw op de jeepney verzekerd ons dat we goed zitten en beneden verder moeten vragen. Net als we aan de trap beginnen zien we een groepje kleine jongetjes de hoek om komen, te lief, en een perfecte foto.

Eenmaal beneden aangekomen zien we een bordje voor de tour, een security guard belt iemand en hij neemt ons mee naar een kantoortje. Een mevrouw neemt ons van hem over en we mogen ons omkleden in rubberen laarzen en krijgen een helm.

We gaan met haar de mijn in, ze verteld ons dat het honderd wagens met steen kost om tussen de 5 en 15 gram goud te winnen, niet te geloven zoveel moeite. Ze laat ons het hele proces van begin tot einde precies zien.

Waaronder hoe er gaten geboord worden in het steen en er dynamiet ingestopt wordt, en dan mogen we een echte explosie meemaken. Terwijl we een stukje verder in de tunnel in een veilige zijtunnel wachten steekt een mijner een half stuk dynamiet af en kunnen we zelf ervaren wat een enorme knal dat geeft en hoe de hele tunnel schut. Erg leuke tour, en weer veel geleerd.

Na de mijn is het tijd om onze paspoorten, met visumverlenging, op te halen en gaan we op de terugweg naar de stad lunchen bij een restaurant dat in de bergen ligt met een prachtig uitzicht. Omdat het hier een stuk kouder is kunnen we heerlijk op het terras in het zonnetje zitten met een biertje of twee, wat wil een mens nou nog meer?

We gaan morgen verder naar het Noorden, we zouden eigenlijk eerst naar Banaue gaan, een regio met de mooiste rijstterassen van de wereld, tenminste dat zegt Unesco. Maar terwijl het weer in Europa alleen maar nattigheid geeft is er hier al drie maanden geen druppel regen gevallen en dat terwijl een van die maanden in het regenseizoen viel. De rijstterassen zijn gortdroog en geel, niet echt mooi. Het lokale toerismekantoor heeft gewaarschuwd voor teleurstelling, gelukkig wel zo eerlijk.

We balen als een stekker maar besluiten er dan maar niet heen te gaan en af te wijken naar Sagada, een piepklein dorpje ongeveer 12 uur rijden van Manila. Sagada staat bekend om het ophangen van lijkkisten aan touwen aan rotswanden of in grotten opgestapeld. En dat wordt nu nog gedaan, tenminste als je het kan betalen want het kost 20 varkens en 60 kippen, iets wat niet iedereen zich hier kan veroorloven. We hebben gehoord en gelezen dat de 6 uur durende busrit van Baguio naar Sagada hel wordt, door de bergen langs haarspeld bochten en ravijnen, en de laatste dertig kilometer op een onverharde weg. Er wordt ten zeerste wagenziekte pillen aangeraden, we leggen ze 's avonds al vast klaar en hopen dat het de rit waard zal zijn.

Angeles en Mount Pinatubo

We lopen vanaf ons resort in Sabang het strand op, daar staat een tafeltje op het zand waar je kaartjes voor de boot kan kopen. Er vaart een platte roeiboot tussen het strand en de grotere boot heen en weer om mensen en hun bagage te transporteren. Altijd een beetje eng of je wel droog overkomt, maar de Fillipijnen hebben allemaal zeebenen en engelengeduld met diegene die dat niet hebben. Iedereen wordt netjes aan boord geholpen. Een uur later zijn we rerug in Batangas en pakken we de twee uur lang durende bus richting Manila. Inmiddels is het lunchtijd, maar in de Fillipijnen hoeven we ons geen zorgen te maken over eten. Fillipijnen eten overal en de hele dag, en jahoor, we zijn nog geen kwartier op de bus of er stappen meerdere verkopers op bij een kruispunt. We kunnen kiezen uit vers geroosterde pinda's, chips, koekjes, water, kokostaart en hamburgers. Voor 80 cent kopen we twee hamburgers. De rit vliegt voorbij en als we in Manila zijn nemen we een taxi naar het busstation dat naar het noorden van Luzon rijdt, Victory Liners, een van de grootste busmaatschappijen op Luzon. We willen terug naar de stad Angeles, waar we geland zijn met het vliegtuig, omdat daar in de buurt een beklimbare vulkaan is; mount Pinatubo.

De busrit duurt nog eens twee uur en we stappen uit bij het kleine dorpje Dawau, op steenworp afstand van Angeles, en nemen een tricycle door naar een van de vele pensions. Helaas zitten ze allemaal vol, zelfs na een rondje bellen kunnen we niks vinden, we hebben geen andere keuze dan in een duur hotel een kamer voor 40 euro te nemen, meer dan ons dagbudget, dat is even balen. Vlak bij Angeles ligt een militaire basis, en alle Amerikanen komen hier om uit te gaan. Maar er zijn zoveel pensions en hotels dat we nooit gedacht hadden dat die allemaal vol zouden zitten. We besluiten daarom aan het eind van de volgende dag meteen de bus te nemen naar onze volgende bestemming en zo het geld voor de tweede nacht in de dure kamer te besparen. We gaan gauw naar de dichtstbijzijnde bank om een aanbetaling te doen voor onze vulkaantour, want anders krijgen we geen instructies over hoe en waar we naar het meetingpoint moeten komen.

Nog geen uur na de geldstorting worden we gebeld door Julieta, de eigenaresse van het tourbureau, we moeten heel vroeg op en nog een half uur met de bus naar een klein stadje dat Capas heet, we spreken daar af bij het gemeentehuis. Om kwart voor vijf gaat de volgende ochtend de wekker, we vragen ons even af waarvoor we ook alweer zo vroeg opstonden, maar pakken gauw onze tas in. We checken uit en eten snel ontbijt (we hebben iemand zo gek gekregen om voor ons om vijf uur 's ochtends eieren met worstjes te maken

Laughing
) en we mogen onze tassen gelukkig in het hotel laten staan.

In Capas zien we naast het gemeentehuis twee jeeps staan en dat is onze tour, er komt nog een Fillipijnse vrouw mee, een groot Fillipijns gezin inclusief nanny en een Australisch gezin. Wachtend op de andere mensen realiseerd Michiel, als hij de eerste foto wil nemen, dat er geen geheugenkaartje in de camera zit. De winkels zijn nog niet open dus we kunnen er ook geen nieuwe kopen, we balen als eens stekker. Gaan we naar een waanzinnig mooie vulkaan, kunnen we geen foto's nemen.

We rijden in de jeep mee naar het begin van het park waar alle vergunningen geregeld moeten worden. Er is in het nationale park waar de vulkaan ligt, ook een Fillipijnse militaire luchtbasis, en de Amerikanen die vlakbij gestationeerd zijn gaan vanaf de volgende dag allerlei oefeningen met vliegtuigen en raketten doen op hetzelfde terrein. Er wordt vlakbij een kamp opgezet voor de tienduizend (!) soldaten die mee gaan doen aan de oefeningen en er moeten dus extra papieren geregeld worden om langs het kamp en door het oefenterrein te mogen rijden. Een uur of twee na aankomst bij het meetingpoint gaan we dan eindelijk onderweg, ongeveer 1,5 uur offroad, door het as (lahar) van de vulkaan.

We rijden eerst door een dorpje waar de Aeta wonen, de oorspronkelijke bevolkingsgroep van deze regio. Dan gaan we bijna 90 graden dwars over een dam en dan over een grote vlakte met as, hobbel de bobbel achter in de jeep ons vasthoudend aan het stalen frame. De vulkaan Pinatubo is in 1991 voor het laatst uitgebarsten en heeft toen het hele dorp en de stad Capas ernaast bedolven onder meters hoge lagen as. Overal langs de vlakte zie je hoge bergen /heuvels van as. In onze jeep zit een Filllipijn die coordinator is van de tour en hij vertelt ons de hele weg over de omgeving en neemt overal foto's van ons met zijn filmcamera zodat we toch nog wat foto's hebben.

Aan het eind van de vlakte beginnen er bergen en moeten de jeeps stoppen om een voor een de bergen in te rijden, we zien in een andere jeep twee Fillipijnse jongens met een Nikon camera's en besluiten de stoute schoenen aan te trekken. En jahoor, ze hebben een geheugenkaartje over en mogen die gebruiken, we zijn helemaal gelukkig. Toch nog een paar foto's - we moeten onze camera wel aanpassen om kleinere foto's te nemen, anders is het na 3 foto's afgelopen.

Als we de eerste berg op rijden verteld onze gids dat er in augustus 2009 hier vier Fransen en een Fillipijn zijn omgekomen; ze zijn tijdens het regenseizoen de rit gaan maken en toen is er een aardverschuiving geweest die ze het ravijn in heeft gesleurd. Leuk om dat te horen terwijl je er langs rijd, maar gelukkig is het nu het droge seizoen en dus weinig kans op aardverschuivingen. We rijden langs een soort hutjes van bananenbladeren en de gids verteld dat daar de Aeta wonen, de Aeta hebben een veel donkerdere huidskleur dan de gemiddelde Fillipijn en zien eruit als een soort aboriginals (vooral het 'kapsel'). Ze leven ver onder de armoedegrens en verzamelen rond de krater bananen en bananen-bloesem om dit voor een schijntje te verkopen aan handelaren in de grote steden. De Aeta zitten permanent onder het stof, zijn gekleed in vodden en lopen bijna allemaal op blote voeten, maar ze zijn allemaal even vrolijk en zwaaien uitbundig naar ons. Mer vraagt zich af waar deze mensen verblijven tijdens het regenseizoen, dan komt de moeson en veel tornado's, de gids verteld dat ze in de dezelfde gammele hutjes wonen en zichzelf alleen beschermen door meer banenenbladeren op de hutjes te leggen, ongelovelijk. Ook erg sneu, want de touroperators verdienen bakken met geld aan de toeristen die de vulkaan bezoeken op het land waar deze bevolkingsgroep al eeuwen woont (indertijd de bergen ingevlucht voor de Spanjaarden in 1500), en ze verdienen er geen cent aan. Maar onze gids verteld dat de touroperators samen een programma aan het opzetten zijn om de Aeta financieel te steunen en te laten delen in het verdiende geld.

De klim naar het kratermeer bovenop de vulkaan zou volgens beschrijvingen op het internet zo'n drie uur duren, maar het blijkt nu dat de jeeps ons drie kwartier lopen voor de krater afzetten. Als we aan het pad beginnen zijn we er een kwartiertje later, weinig trekken dus maar het kratermeer is fantastisch mooi. De uitbarsting van 1991 heeft voor dit meer gezorgd, eerst was het meer te heet (40 graden) en zuur om in te zwemmen maar over de jaren heen heeft de regen het water zo verdunt dat het nu is afgekoelt naar 26 graden en het heerlijk is om in te zwemmen.

We zijn onderweg al meerdere keren gewaarschuwd dat de tourorganisatie het geen goed idee vind dat we gaan zwemmen en ze willen dat we vlindertjes om onze armen gaan doen omdat er in het verleden mensen die niet konden zwemmen zijn verdronken. Ze zijn er heel panisch over (met bordjes 'het is onbekend hoe diep de krater is', wat dat met zwemvaardigheid te maken heeft is onduidelijk) maar we leggen uit dat je in Nederland verplicht leert zwemmen op de basisschool en we ook duiken dus dat we echt niet gaan verdrinken.

Er wordt aan de rand van het water een tent opgezet om onze spullen te beschermen tegen de zon en we gaan gauw het azuurblauwe meer in, het is sprookjesachtig mooi. Na wat poedelen horen we opeens een helikoptergeluid en komt er een helikopter de krater in vliegen en na wat stunts vliegt hij weer weg, echt raar, ben je in zo'n mooi natuurgebied en komen de militairen oefeningen doen boven je hoofd. We blijven een paar uur bij de krater, de lunch is rijst met gebakken vis en kip met een mango toe. We zonnen en lezen een boek en dan is het alweer tijd om de anderhalf uur durende tocht over de onverharde weg door stof weer terug te rijden.

Eiland #1 van de 7001 - terug in de Filippijnen

Het is niet te geloven, maar Mer wordt de laatste dag in Maleisie alweer ziek van voedselvergiftiging. We zijn zo klaar met Maleisie, we worden overal ziek van en doen een vreugdedansje als we op het vliegveld ingecheckt zijn en onze boardingpasses hebben, joepie we gaan naar de Fillipijnen!

We hebben onze route omgegooid en gaan eerst naar een van de 7001 tropische eilanden om te duiken. Mindoro, bekend om de baaien rond Puerto Galera waar zo'n 46 duiksites te vinden zijn. In de baaien zijn tal van resorts en restaurants en moet het zeker gaan lukken om weer wat kilo's aan te komen, want we zijn alle twee zoveel afgevallen dat ons kleding als vodden rond ons lichaam hangen en we de eerst geplande trek naar de top van een vulkaan waar we landen niet zien zitten en dus naar achteren hebben geschoven.

Het is maar anderhalf uur vliegen en we landen op Clark vliegveld, in de stad Angeles, 2 uur rijden vanaf de hoofdstad Manila. En vanaf het moment dat we landen weten we weer waarvoor we hier zo graag komen, inmiddels al de derde keer. De mensen zijn zo aardig en vrolijk, het voelt een paar graden koeler, we voelen ons meteen weer thuis. Vanaf het vliegveld kunnen we een rechtstreekse bus naar Manila nemen, en de bus zet ons in Manila af bij het busstation waar de bussen naar Batangas (de havenstad waar boten naar allerlei omliggende eilanden) vertrekken. Onderweg zit Mer te watertanden in de bus, Fillipijnen eten/snacken de hele dag door en overal langs de weg staan borden met lekker eten, na twee weken zo slecht gegeten te hebben kunnen we niet wachten op een eerste echte Fillipijnse maaltijd, hmmmm.

Als we bij de pier van Batangas aankomen is het al 20.30 en is de laatste boot naar Puerto Galera vertrokken, dus willen we overnachten in Batangas en ook geld regelen, want we hebben op Clark niet kunnen pinnen en op Mindoro zijn geen pinautomaten waar wij verblijven. Er moet op 500 meter afstand van de pier een guesthouse zijn, maar het is pikkedonker en de haven ligt er verlaten bij. Een securiy guard wijst ons op een pinautomaat zodat we misschien nog een boot kunnen charteren, maar onze pinpassen werken niet, dan probeert hij een tricycle voor ons te regelen, maar kan er geen meer vinden. We lopen naar de uitgang en daar staat de tricycle maffia te wachten, we zijn totaal aan ze overgeleverd, ze vragen de hoofdprijs en we hebben geen andere keus. Een van de jongens lijkt de baas, we krijgen nog iets van de prijs af maar weten dat we ongeveer drie keer te veel betalen, we stappen in en gaan eerst naar een pinautomaat.
Maar dan begint hij ineens over nog meer geld omdat de pinautomaat waar hij ons heen brengt ook niet onze pinpassen accepteerd. Uiteindelijk zet hij ons af bij een pension en wil voor 100 meter omrijden ineens de dubbele ritprijs hebben. We zijn wel goed maar niet gek, we weten al dat we het drie dubbele betalen en nu wil het zes keer zoveel als we zouden moeten betalen. Dus we weigeren, en als we hem het origineel afgesproken bedrag + iets extras voor de tweede pinataumaat proberen te betalen weigert hij het geld aan te nemen. Na vijf minuten discussie rijd hij woest weg met het dreigement om de politie te gaan halen. We zijn helemaal overrompelt. Dit hebben we nog nooit meegemaakt in de Fillipijnen, zo'n oplichterij en we snappen ook niet waarvoor hij ons geld gewoon weggooide. We leggen onze tassen op de kamer en gaan gauw in het stadje kijken of we nog wat te eten kunnen vinden.

We vinden nog een afhaalrestaurantje dat open is en wat een spektakel, de vier man bediening vinden het een feest, kennelijk niet gewend aan westerlingen. Er wordt wat afgelachen en uiteindelijk moet de manager ons bedienen omdat de rest teveel door hem geplaagd wordt over hun slechte Engels. Voor twee euro verlaten we het restaurant met een halve geroosterde kip, twee koude Fillipijnse biertjes en twee broodjes bapao, veel keuze was er niet maar het ruikt allemaal heerlijk.

Als we terugkomenn bij het pension staat er een zenuwachtige eigenaar te wachten, naast de tricycle jongen, de politie is al twee keer voor ons langs geweest. Die willen we wel spreken, maar ze zijn net weg. De eigenaar is doodzenuwachtig en wil dat we de tricycle chauffeur het belachelijke hoge bedrag betalen, er is inmiddels wel iets vanaf, we hoeven nu maar 1,5 keer het eigenlijk te betalen bedrag betalen. Na veel discussie geven we hem een bedrag in het midden, maar dan trekt de eigenaar zijn portomonnee om het verschil bij te leggen. We snappen niet waarvoor hij dat doet want zijn personeel beaamde dat het bedrag dat de jongen vroeg echt belachelijk was.
Later spreekt Michiel de eigenaar nog als hij een fles drinkwater gaat halen en komen we erachter dat de jongen voor de politie werkt, een ware scam dus, hij is er om bekend om zulke belachelijke bedragen te vragen en als je weigert te betalen haalt hij zijn collega's van de politie erbij die waarschijnlijk een deel van het geld opstrijken. We zijn stomverbaasd, maar snappen nu wel waarvoor de eigenaar zo zenuwachtig was.

De volgende ochtend staan we bijtijds op, nemen geen risico meer met tricycle's en lopen de 1,5 kilometer naar de haven. Onderweg worden we overal begroet en aangestaart. Als we aankomen kunnen we meteen op een grote houten boot stappen en een uur later stappen we op het strand van Sabang, een van de baaien rond Puerto Galera.

Maart tot April is zomervakantie in de Fillipijnen en we heben het lastig gehad om overnachtingen te regelen, maar iets buiten budget een resort met duikschool en zwembad gevonden die gelukkig nog plek voor ons heeft. We lopen meteen naar de duikschool, we kunnen nog mee met de middagduik!

En daarna lekker ontbijten want dat is er niet van gekomen omdat de boot meteen vertrok, we eten ons maag vol met gebakken eieren, omelet en geroosterd brood, hmmm wat smaakt dat heerlijk.

Uiteindelijk lukt het ons maar een fractie te zien van duiksites die er, dit zijn de highlights:

  • De baai waar we in verblijven is prachtig, onderwater is het helemaal bezaaid met pastelkleurige zacht koraal.
  • Tijdens een nachtduik zien we het pastelkleurige koraal veranderen van kleur, als je er in het donker met je zaklamp op schijnt is het koraal alle kleuren van de regenboog, van lichtgevend groen tot rood en geel. Op dezelfde duik zien we iets wat we pas een keer eerder hebben gezien op ons inmiddels 90 duiken, een juvenile spadefish. Ofwel een baby spadefish, dit is echt heel speciaal, de Fillipijnse duikinstructeur Andrew is er ook helemaal opgewonden over.
  • En de highlight van de highlights, we doen een dagtrip naar Verde island, een eiland ongeveer een uur varen van Sabang. Midden in de open zee steken een paar pinnacles uit het water. Neil, de Britse manager van het resort, is meegekomen op deze dagtrip omdat hij deze duiken de mooiste van de Fillipijnen vind. De golfslag is gigantisch, en de stroming onderwater ook heftig, normaal verzameld iedereen zich aan de voor- of achterkant van de boot nadat ze in het water gesprongen zijn. Maar omdat Neil bang is dat we door de stroming meteen afdrijven moeten we zodra we het water in zijn meteen naar beneden en ontmoeten we meteen naar 10 meter diep vlak boven het rif. Als we het rif overzwemmen naar de rand kijken we ongeveer 30 meter naar beneden en de open zee in langs een licht aflopende muur. De hele muur is bezaaid met tientallen soorten hard en zacht koraal en langs de muur en in de open zee zwemmen vele vissen. We hebben allemaal nog nooit zoiets moois gezien, iederen blijft elkaar maar aankijken en dan weer naar het rif.

    En de tweede duik op hetzelfde rif is nog mooier, we zijn nu aan de andere kant van de pinnacles, waar we het water ingaan in een soort kom. In de kom zwemmmen tientallen soorten scholen grote vissen. Ter vergelijking, soms zoek je wel tien duiken naar een van deze scholen en hier zien we jacks, tonijn, blauw en geel gevindt etc. We zijn met zijn achten en iedereen hangt alleen maar te staren, je kan natuurlijk niet praten onderwater, maar je ziet in iedereens ogen dat iedereen kippenvel heeft.
  • Op de eerste duik bij Verde eiland zien we een enorme zeeslang, een meter of vier lang (we kunnen hem niet helemaal zien want hij ligt te slapen in rotsen) en zo'n tien cm dik.
  • De derde duik bij Verde eiland wordt er ook een om nooit meer te vergeten, maar dan voor een andere reden. Er is een Russisch stel mee die kicken op gevaarlijke situaties, eigenlijk totaal tegen de duiksport in, we hebben ze op meerdere duiken gezien. Ze luisteren niet naar de instructies van de duikgids, gaan tientallen meters van de groep vandaan duiken, te diep, in gevaarlijke stromingen etc. Ze hebben hun zinnen gezet op een duik op een site die de 'Washingmachine' heet. Duikgids Neil wil hier vandaag eigenlijk niet heen gaan want hij vind de stroming te sterk, maar de Russen blijven zeuren en de klant is koning. Als we met de boot bij de duiksite aankomen lijkt het of er helemaal geen stroming is dus Neil besluit dat het veilig genoeg is om met zijn allen te duiken. Twee duikers haken af, en als we hadden geweten wat er ons te wachten stond hadden we hetzelfde gedaan.
    Eenmaal beneden worden we meteen met de stroming gevoerd, niet eng want we hebben al meerdere duiken gedaan met stroming en het leuke is dat hier grote vissen op afkomen en we zien flinke vissen. Maar dan komen we bij drie geulen waar we doorheen moeten, de eerste twee geulen hebben zo'n sterke stroming en alle kanten op dat het niemand lukt vooruit te komen. Inmiddels is iedereen buiten adem en snappen Michiel en ik niet waarom we niet naar boven gaan, we vertrouwen erop dat de duikgids weet wat hij doet. Hij gebaart dat we naar de derde geul moeten gaan, de stroming is doodeng, het draait rondjes als in een wasmachine, vandaar de naam. We zien de vissen voor ons alle kanten opgesleurd worden en we kunnen niet anders dan ons met beide handen aan het koraal vast te houden om niet weggesleurd te worden. We doen er een half uur over om nog geen tien meter af te leggen. Michiel is halverwege zelfs zo buiten adem dat hij naar boven wil, maar we weten niet of de stroming daar niet nog erger is.
    Uiteindelijk komen we door de geul en daarachter is de stroming stukken minder, zien we een schildpad en beginnen we aan onze veiligheidsstop en gaan langzaam naar boven. Wat een duik, Neil is er zelf ook helemaal ondersteboven van, hij geeft toe dat hij onderwater twijfels had of we allemaal wel veilig boven zouden komen en als hij geweten had hoe erg de stroming was, hij ons nooit had meegenomen. De enige die de duik leuk vonden waren natuurlijk de Russen, idioten.

De derde dag in Sabang vieren we Mer's 31ste verjaardag, we vinden een bakkertje met heerlijke chocoladetaart, doen drie duiken en aan het van de middag krijgt Mer verjaardagstelefoontjes en leest alle lieve felicitaties via de mail. 's-Avonds gaan we heerlijk uit eten, voor het eerst in maanden een goed glas wijn, biefstuk en een toetje, hmmm. Na het eten gaan we nog uit in de bar van ons resort. Een zeer geslaagde dag.

Onze laatste dag in Sabang komt er een bijzonder chagrijnige man ons vertellen dat hij in onze kamer slaapt vanavond. Uh nee, is ons antwoord. Even later komt er een receptionist aangehold en die vraagt ons inderdaad om te verhuizen. We hebben er helemaal geen zin in, en staan ook op het punt om te gaan duiken.
Na de duik verhuizen we toch, en het is geen verkeerde keuze - de kamer is veel luxeuzer en stiller dan de vorige!

Na vijf nachten is het dan zover, we hebben op het nippertje plaatsen kunnen regelen op de trek naar de vulkaan Pinatubo die zo'n zes uur reizen van Sabang ligt. Dus staan we bijtijds op om de boot van negen uur naar het vaste land te halen. Op naar het volgende avontuur.

Borneo; aftellen tot dat we naar Manila mogen

De dag dat we vanaf Bandah Aceh vliegen naar Tawau (Maleisisch Borneo) komen we op het vliegveld erachter dat het guesthouse/duikschool waar we al een paar weken mee in gesprek zijn ineens geen plek meer heeft. Later komen we erachter dat er een groot oplichtingscircuit actief is. Om de riffen rond Semporna te beschermen krijgen er maar een gelimiteerd aantal duikers per dag toestemming en de duikscholen zoeken dus gewoon de duikers uit die van plan zijn het meeste geld te besteden. We blijken niet de enige die ineens niet meer kunnen duiken, onderweg komen we allemaal gedupeerde tegen, zelfs mensen die duur op andere plekken gedoken hebben met de belofte van een permit, maar uiteindelijk nooit bij Sipadan in de buurt zijn geweest.
We balen als een stekker, want we hebben speciaal een ticket gekocht naar oost-Sabah en hebben daar nu dus niks meer te zoeken. We besluiten door te reizen naar Sandakan in het Noorden, waar we met een tour mee willen om schildpadden te zien, een bezoek te brengen aan het Orang Oetan rehabilitaton center en we willen gaan trekken in de jungle.

Voordat we op de zes uur durende busrit stappen proberen we een aantal tours te reserveren, maar meer pech. De jungle trek zit vol en ook het schildpaddeneiland, dus maken we een reservering voor de jungle voor twee dagen later en gaan onderweg. De busrit is erg teleurstellend, we rijden zes uur lang non-stop tussen de palmolieplantages, er is helemaal niks meer over van de jungle. En als we in Sandakan aankomen blijkt het hostel dat we willen helemaal vol te zitten, we beginnen er steeds meer de balen van te krijgen. We vinden gelukkig wel een ander hostel, en hebben voor de hoofdprijs een kamer die wel erg netjes is en met airco.

De volgende ochtend gaan we een tour doen naar een nieuw soort apen - de Probiscos apen, die alleen in Borneo te vinden zijn en met uitsterven bedreigd worden. We horen via ons guesthouse dat er een shuttlebus is naar de palmolieplantage waar de apen bekeken kunnen worden. De plantage eigenaar heeft medelijden met de apen gekregen toen hij zag hoe hij ze in het nauw dreef met de ontbossing van hun jungle en heeft ze een stuk jungle terug gegeven om te wonen. De apen worden dagelijks bijgevoed totdat de jungle weer genoeg vruchten opleverd zodat de apen zelf kunnen overleven.

Aan het eind van de middag kan Mer niet meer op haar benen staan en gaan we als we terug zijn in Sandakan gauw naar een apotheek voor advies, de apotheker noemt onze hele meegenomen medicijndoos op, maar geeft Mer wel iets voor haar buikkrampen. Dus terug naar het guesthouse, alle medicijnen innemen en naar bed.

De volgende ochtend wordt Mer om zes uur wakker met een gezicht dat zo groot is als een pompoen, Michiel gaat meteen informatie vragen bij de eigenaar van het guesthouse over het dichtstbijzijnde ziekenhuis en de eigenaar belt meteen een taxi. In het ziekenhuis aangekomen denkt de receptie meteen aan een allergische reactie, maar ja, op wat? We moeten in de wachtruimte onze beurt afwachten, helaas is er zo vroeg 's ochtends maar 1 dokter aanwezig dus moeten we twee uur wachten voordat we aan de beurt zijn. Bijna niet te doen want Mer heeft hoge koorts en gigantische pijn in haar buik en de plastic kuipstoelen in het ziekenhuis zijn niet gemaakt voor westerlingen. Als we eindelijk aan de beurt zijn wordt de dokter na een paar minuten weer weggeroepen voor een noodgeval, maar daarna heeft ze alle aandacht. Ze schrikt van Mer's fysieke conditie en wil haar houden om haar aan het infuus te leggen want ze heeft heel veel vocht verloren. Ze denkt dat haar opgezwollen hoofd komt door een allergische reactie, maar wil bloed en urinetesten doen om er zeker van te zijn. Mer wordt opgenomen, er wordt veel bloed afgenomen en er wordt een infuus aangelegt.

Na vijf uur observatie is er geen verbetering te zien en zijn de bloedtesten terug, niks bijzonders gelukkig, dus meteen medicijnen in het infuus voor een allergische reactie. Het moeten de maagkrampmedicijnen geweest zijn. Mer moet nog drie uur blijven en als er dan verbetering te zien is mag ze naar huis. Maar helaas, na een uur ziet Michiel ineens op haar gezicht en armen hele rare vlekken en haar aderen lichten onder haar huid heel donker op. De dokters worden erbij gehaald en ze denken dat ze nog een allergische reactie heeft op de anti-allergie medicijnen. Ze mag niet naar huis en moet een nacht blijven zodat ze haar 's nachts in de gaten kunnen houden en nieuwe medicijnen kunnen uitproberen. Michiel gaat gauw met een taxi langs het guesthouse om wat spulletjes en een pyjama op te halen. Inmiddels is de zaal helemaal leeg en ligt Mer in haar eentje, gelukkkig mag ik de hele dag bij haar blijven.

Een uurtje later wordt Mer in een rolstoel opgehaald om naar een andere afdeling gebracht te worden voor haar overnachting. We rijden de vrouwenafdeling op, en op dat moment word er iemand gereanimeerd, lekker. De zaal doet ons denken aan een film, er is geen airco, de ramen zijn glazen strips waar wind door naar binnen waait. De wc's zijn erg primitief en er is geen toiletpapier. De meest vrouwen op de afdeling liggen aan enorme flessen zuurstof en overal staan mensen te kijken hoe andere behandeld worden.

Mer is natuurlijk de grootste attractie van de zaal, iedereen komt bij haar bed kijken. Gelukkig heeft het personeel haar in een hoek van de zaal gelegt zodat ze enige privacy heeft. Michiel mag tot een uur of tien blijven en mag 's ochtends om half zes alweer terug komen. Ze willen een uitzondering maken, en hij mag zelfs de hele nacht blijven (de rest van de vrouwen heeft een vrouwelijke chaperone die blijft slapen), maar dan zou hij in een plastic stoeltje moeten slapen. Niet echt te doen.
Michiel gaat met de taxi naar het guesthouse en Mer valt gauw in slaap. Om vier uur schrikt ze wakker van een keihard alarm, een vrouw op de afdeling wordt gereanimeerd en ze doet geen oog meer dicht. Elk half uur wordt weer iedereen opgetrommeld en wordt de vrouw keer op keeer gereanimeerd. Gelukkig loopt Michiel om half zes de zaal binnen voor afleiding. En die ziet dat het gelukkig iets beter gaat, de medicijnen zijn aangeslagen. De dokters komen weer controleren en doen nog een aantal tests, maar aan het eind van de ochtend komt het goede nieuws, er is geen gevaar meer op verstikking en Mer mag begin van de middag naar huis!

We nemen nog twee dagen rust om de griep een beetje te boven te komen en dan boeken we een jungletrek - we gaan drie dagen naar de jungle en blijven daar ook twee nachten slapen. We moeten ons op zaterdagochtend melden bij het basiskamp in een dorpje dat Sepilok heet, een half uur van Sandakan. In Sepilok zit ook het grootste en bekendste Orang Oetan opvangcentrum van de wereld, slechts vijf minuten van het basiskamp en ze willen ons er gratis naartoe brengen. Daar zeggen we geen nee tegen, om tien uur worden de Orang Oetan's gevoed.

Het voederplatform is gigantisch, totaal andere koek dan Sumatra, daar stonden we met 7 andere toeristen bij het voederplatform en hier ontvangt het centrum tot wel 800 bezoekers per dag. Weinig charme en veel teleurstelling want uiteindelijk komen er maar drie Orange Oetan's die er niet heel veel zin in lijken te hebben. De voedermannen blijven maar roepen, maar de Orang Oetan's hebben er geen zin in.
De houten vlonders, wandelpaden en drukte zijn een schril contrast met Sumatra waar de mensen zich aan de jungle moeten aanpassen, in plaats van andersom.

We gaan terug naar het basiskamp om te lunchen en om half drie 's middags gaan we uiteindelijk onderweg naar het kamp in de jungle. We gaan met twee minibusjes, een Amerikaans stel, een Oekraiens stel, twee Nederlandse stellen en drie Zweedse meiden. We hebben al het een en ander over het kamp gelezen, het ligt tussen de palmolieplantages aan de rivier. Er zijn kleine stukken beschermde jungle tussen de palmolieplantages in, en in een zo'n stuk is het kamp. We rijden dus eerst een uur langs de palmolieplantages en daarna een uur over een palmolieplantage om bij de rivier te komen.

We worden in twee boten verdeeld voor onze eerste safari. Omdat de meeste palmolieplantages tot vlak aan de rivier komen, en de beesten langs de rivier van het ene beschermde stuk jungle naar het andere moeten zie je vanaf de rivier heel veel wild. We varen een uurtje rond en zien de met uitsterven bedreigde Probiscos apen, een hagedis (monitor lizard) van een meter of anderhalf, kingfisher vogels, arenden etc. En we varen in prachtig licht terwijl de zon aan het ondergaan is.

Als we bij het kamp aankomen worden we verwelkomt door al het personeel, we krijgen allemaal hutten toegewezen. Via loopplanken komen we bij onze hut, een houten vloer op palen met aan drie kanten een muur van hout. Op de grond liggen drie simpele matrassen met een muskietennet erbovenn. We slapen in de hut met het Oekraiense en Amerikaans/Chinese stel. We dumpen onze tassen en maken ons bed op nu dat het nog licht is. Gelukkig hebben we slaapmatjes meegenomen want de matrasjes zijn flinterdun. Daarna wordt er omgeroepen dat het eten klaar is, in het restaurant staan allemaal bakken met eten en rijst klaar. Mer kan nog geen hap door haar keel krijgen door de griep, maar het eten is erg smakelijk bereid en iedereen zit aan lange tafels te kletsen en is helemaal klaar voor de nachtsafari.

Om negen uur stappen we in het pikkedonker weer de boot in, in elke boot gaat naast een stuurman ook een gids mee met een grote accu en lamp. We varen van de ene oever naar de andere oever en zien een paar vogels, een uil en dan schijnt de lamp op twee ogen in het gras. De gids probeert te zien wat het is, en houd de lamp op het beest. Het blijkt een leopard kat, een katachtige die tussen het gras zijn/haar maaltijd aan het zoeken is.


Even later schijnt hij op de oever zijn licht op een krokodil, maar die verdwijnt vliegensvlug het water in. Nog een stuk verder begint de gids enthousiast te roepen dat we allemaal de oever op moeten komen, we kijken elkaar twijfelachtig aan. In het pikkedonker met onze zaklampjes de modder van de oever opgeklommen blijkt het het wel waard.

De gids heeft een slow loris gevonden (door sommige gidsen in enkele jaren werk nog maar een of twee keer gezien), het is een beest uit de familie van de luiaards en hij doet zijn naam eer aan. Hij beweegt een paar centimeter per minuut. Heel bijzonder, en omdat hij zo langzaam is hebben we alle tijd om hem goed te bekijken. Onze gids is een held die avond - een zeldzame leopard kat, en de nog veel zeldzamere slow loris!

Die nacht komt er niet heel veel van slapen, de man van het Oekraiense stel snurkt als een stoomboot, je voelt het door 2 matrassen heen via het hout van de vloer.
Gelukkig worden we om zes uur 's ochtends alweer wakker gemaakt voor de ochtendsafari. Met een kop thee of koffie weer de boot in en de oevers af op zoek naar wild. We zien ontzettend veel vogels, met name veel verschillende soorten Hornbill's, indrukwekkende vogels met hun grote bekken.

We varen een groot stuk de rivier op, en hopen allemaal op een krokodil en orang oetan want daar is het 's ochtends de perfecte tijd voor, maar helaas, we moeten weer terug voor ontbijt. Als we met de boot terug racen begint onze bootman ineens te roepen, hij heeft een orang oetan hoog in de bomen gezien, we varen vlug naar de oever en inderdaad, we zien een orang oetan gauw de jungle in vluchten. Gelukkig kunnen we hem allemaal goed bekijken voor de aap helemaal verdwenen is. Wow, dat is toch ook wel een ervaring, zo'n orang oetan hoog in de bomen langs de rivier. We zijn allemaal nog helemaal in onze sas als onze gids een krokodil aan de oever spot, wat een geluk zo op de terugweg.

Na een ontbijt van pannekoeken, noodles, koffie en thee, is het tijd voor nog een safari, we gaan jungle trekken. Het is inmiddels best warm dus we kunnen helaas niet veel beesten verwachten maar onze gids gaat ons veel over planten vertellen. Na de trek hebben we tot vijf uur tot onszelf, en behalve Michiel, gaat iedereen uit onze hut bijslapen na het Oekraiense concert van vannacht.

Om vijf uur hebben we weer een safari na thee met koekjes. Wederom de boot in (hoe lekker lui!) en we varen dezelfde route als diegene bij aankomst op de eerste dag. Direct aan de overkant wordt een Orang oetan gespot en we klauteren de boot uit en kniediep (sommige mensen nog dieper) waden we door de modder. Iedereen maakt foto's, maar de aap kan het allemaal weinig schelen. Beetje eten, beetje hangen - het leven van een orang oetan.

Als iedereens rolletje vol is zaken we de rivier af en zien een flinke groep proboscis apen die actief zijn. Met het geluid van een defecte deurbel laten de mannetjes weten dat ze het mannetje zijn. Om ons heen vliegen de inmiddels makkelijk herkenbare kingfishers en hornbills om ons heen.

Bij terugkomst blijkt een medewerker van het team jarig, en vloeit de rijstwijn en wordt er taart geserveerd. Veel muziek en gejoel, en we vragen ons af of iemand nuchter genoeg is om later de jungle in te gaan voor een nachtwandeling.


De gidsen hebben echter niet teveel gedronken, en we trekken de jungle in. Met een flinke zaklamp zoekt de gids naar slapende dieren en nachtdieren. De schorpioen hebben we niet gezien, maar wel slapende vogels (die hun hoofd onder hun vleugel steken en een pluizenbol worden tegen de muggen) en boomkikkers. Ook een aantal spinnen worden gevonden en Mer is uiteindelijk niet vooruit te branden - ze blijft maar rare beestjes en dieren vinden en de boel ophouden!

Na een redelijke nachtrust (we hebben ons matras verwisseld naar diegene met de grootste afstand tot de houtzager) is het tijd voor de laatste safari/trek. Weer de boot in (zo kan iedereen trekken, maar het is wel erg fijn) en we varen door dikke, dikke mist.

Weinig dieren te spotten, tot er een cobra op een zandbank is gespot. Iedereen kijkt toe hoe de slang probeert een te steile helling op te komen en het uiteindelijk opgeeft en het water inzwemt. Dit doet hij echter tussen de boten door, en de warmte van de motor van een van de boten blijkt aantrekkelijk - hij zwemt er op af en er wordt vol gas gegeven om de slang niet aan boord te krijgen.


We varen nog een stukje om aan het eind terug te keren. De bestuurder van de cobra-boot vertrouwd het toch niet, en de inzittenden moeten op de zandbank even wachten. En jawel, daar zit de cobra bij de klem van de motor, springlevend. Na enig aandringen zwemt de cobra weg, naar de zandbank... de passagiers worden weer snel inzittenden en iedereen vaart weer terug.

En dat was dan ons jungle avontuur. Het was erg leuk om zo makkelijk zoveel dieren te zien, maar het is ook wel teleurstellend om de gids te horen vertellen dat de olifanten in junglevak 8 zitten, en dat de vakken aan elkaar geknoopt zijn met piepkleine corridors.

Na een 2 uur door plantages te hebben gereden komen we weer terug bij Base Camp en wachten we een uurtje tot de bus langs de rotonde komt. De rit valt mee en we zien weer eens een slechte film.

Bij Mount Kinabalu aangekomen is onze reservering niet opgeschreven, wat uiteraard onze schuld is, maar er is wel plek. We checken in en gaan slapen.

Bij het ontbijt zien we een blauwe vogel in de bomen en dikke bakken mist over de berg trekken. Mount Kinabalu is een favoriet om te beklimmen (2 dagen, 4095m), maar Mer wist al ver van te voren dat ze dat niet ging trekken. Dus gaan we rond de voet van de berg wat paden aflopen. Althans, dat was het plan - Mer is nog altijd zwak en zelfs kortademig van de griep/allergie dus na een kilometer houden we het voor gezien. We pakken een bus naar Kota Kinabalu (KK), want verder hebben we er weinig te zoeken.
Klein voordeel was dat we niet betaald hebben voor een permit, want we konden nergens het kantoor vinden :)

Ook in KK is onze reservering zoek, en wederom is het ons probleem. We moeten de laatste nacht verhuizen, maar we hebben geen puf om nu een ander hotel te zoeken. Het zij zo. De kamer is snikheet en heeft 2 stapelbedden en een tweepersoonsbed, en we vragen ons af of er niet later toch nog extra gasten in onze kamer komen.

Borneo zit ons inmiddels tot hier, en het budget is onmogelijk om te hanteren. Een dag niets doen is al boven budget. Ook het eten is saai, dus we gaan bij de nachtmarkt wat vis eten van de BBQ. De rode saus die daarbij komt blijkt niet de beste keuze...
Michiel is de tweede nacht ziek. Van 's avonds tot 's ochtends zit en hangt hij bij het toilet. De volgende ochtend zijn we allebei gebroken van de gebrekkige nachtrust. Michiel kan nog geen 5 minuten lopen of het lijkt wel een marathon. We zouden vandaag naar een eilandje voor de kust gaan om te snorkelen en zwemmen. We zetten toch maar door, en gelukkig maar want het is een van de leukste dagen op Borneo.

Al met al is Borneo flink tegengevallen. Het is te duur en te georganiseerd - en tegelijk zo ongeorganiseerd. Waar je in de rest van Azie een prikkie betaald voor een ritje, betaal je hier de hoofdprijs. Het is echter niet comfortabeler of beter of sneller - het is gewoon duurder. Ook het van te voren reserveren werkt eerder tegen dan met ons; zonder reservering ben je niet welkom, maar de reservering die je maakt wordt niet bewaard.
We zijn blij dat we hier weg kunnen. Tijd voor weer lekker onbezorgd en ongeregeld een land te bereizen. We hebben de volgorde in de Fillipijnen omgegooid om eerst een lekker week zon-zee-duiken te doen zodat we weer wat zin krijgen. Ook de laatste week zal wederom zon-zee-duiken zijn.